Drie leidinggevenden van afvalbedrijf Wubben opgepakt voor mengen afval met brandstof
Justitie vermoedt dat het bedrijf zich hieraan vanaf 2010 schuldig maakt en hiermee miljoenen euro's heeft verdiend. Een vierde leidinggevende zal later gehoord worden.
Grote winstenMet het illegaal wegmengen van afvalstoffen in brandstoffen zijn grote winsten te behalen. De verantwoorde verwerking van gevaarlijke afvalstoffen kost geld. Het illegaal mengen van stookolie met afvalstoffen levert geld op.
Aan de ene kant doordat de vaak hoge kosten van verwerking worden uitgespaard, aan de andere kant doordat een groter volume aan brandstof verkocht kan worden. Verbranding van het illegale mengsel veroorzaakt schade aan milieu en volksgezondheid.
Oneerlijke concurrentieMet afval vervuilde brandstof vormt ook een veiligheids- en gezondheidsrisico voor werknemers die werken met installaties waarin die stookolie wordt gebruikt.
Het gebruik van deze kwalitatief slechte stookolie kan onveilige situaties opleveren door het stilvallen en daarmee stuurloos worden van schepen. Verkoop van deze brandstof vormt oneerlijke concurrentie voor eerlijke brandstofleveranciers en afvalverwerkers.
MonstersAanleiding voor het onderzoek vormden monsters genomen uit vrachtwagens tijdens een zogenaamde Waakzaam-actie in 2011. Dit zijn grootschalige controleacties waaraan politie en vele andere toezichthouders deelnemen.
De politie heeft in april vorig jaar bij het bedrijf administratie in beslag genomen. Op het bedrijfsterrein zijn toen monsters van opgeslagen stoffen genomen. Het bedrijf heeft een vergunning voor het opslaan en bewerken van oliehoudende afvalstoffen.
'Wij werken conform de vergunningen'De directie van Wubben neemt afstand van de aantijgingen van het Openbaar Ministerie. "Wij werken altijd conform de vergunningen zoals die door de provincie worden verstrekt. Onze werkwijze wordt en werd ook nadrukkelijk gecontroleerd door overheidsinstanties. Hoewel wij geen enkele grond zien voor de beschuldigingen, werken wij natuurlijk wel volledig mee aan het onderzoek van het Openbaar Ministerie.”