Ex-directeuren trekken handen af van 'mottenballenmuseum' Jan Cunen in Oss
Jacobs en Pingen zijn in het verleden allebei directeur van Museum Jan Cunen geweest. Onder het bewind van Jacobs kreeg Jan Cunen ook buiten Brabant naam als bijzonder museum voor hedendaagse kunst. Inmiddels is hij directeur van het Centraal Museum in Utrecht.
Groep JacobsRené Pingen is tegenwoordig directeur van het Stedelijk Museum 's-Hertogenbosch. Zij maken beide deel uit van een groep deskundigen die Oss, in eerste instantie op eigen initiatief, adviseerde over een nieuwe koers voor Jan Cunen. De twee ex-directeuren denken dat ook de andere leden van 'de groep Jacobs' hun handen nu van Jan Cunen zullen aftrekken.
De Osse raad sprak donderdagavond over de oprichting van een nieuwe stichting die uit moet groeien tot een museum Jan Cunen dat niet langer onderdeel van de gemeente is. Volgens de plannen wordt dat een museum dat zich vooral richt op schilderkunst uit de negentiende eeuw én op de lokale geschiedenis. Critici van die ontwikkeling hadden het eerder over 'een mottenballenmuseum'.
Niet het zoveelste museum voor hedendaagse kunstVolgens de Osse wethouder Den Brok worden met de oprichting van de stichting geen inhoudelijke keuzes gemaakt. Maar hij zei ook duidelijk dat het nieuwe Jan Cunen wat hem betreft 'niet het zoveelste museum voor hedendaagse kunst' moet worden. Hij gaf toe dat hij en de deskundigen uit de 'Groep Jacbs' het wat dat betreft niet met elkaar eens waren.
De twee museumdirecteuren vinden de hedendaagse kunst voor het nieuwe Jan Cunen juist onmisbaar. Volgens hen biedt juist de band met de actualiteit mogeijkheden om nationaal op te vallen wat dan ook weer meer financiële mogelijkheden zou bieden.
Motie verworpen Een motie van de SP, Groen Links en de PvdA die probeerde de wethouder nog op te laten schuiven, kreeg donderdagavond geen meerderheid. Den Brok gaat nu verder met het oprichten van een stichting en het benoemen van een bestuur dat verder inhoudelijke keuzes moet gaan maken. Museum Jan Cunen moet straks rondkomen met ongeveer zes ton subsidie per jaar, pakweg een kwart minder dan nu.