Johanna van Polanen liet tussen 1428 en 1440 de Wendelinuskapel bouwen ook wel bekend als de Waalse Kerk. In een document, van 27 augustus 1440, staat te lezen dat Johanna de wens koesterde om achter deze kapel een klooster voor mannen te stichten.
Op 10 september van dat jaar doet ze een verzoek tot de paus. Ze wil dat mensen die de kapel bezoeken om boete te doen en vergeving willen en bijdragen aan de verbouwing en beheer van de kapel een aflaat krijgen van twee jaar.
Tweede verzoek aan pausOp 11 september 1443 doet Johanna opnieuw een verzoek aan de paus. Daarin staat dat ze met de bouw van het klooster begonnen is. Ze vraagt de paus, om alle christenen die de kerk of kapel bezoeken op de feestdag van de heilige Wendelinus of tijdens andere feestdagen en bijdragen aan de bouw, een aflaat van zeven jaar te verlenen.
Na Johanna's overlijden op 15 mei 1445 beëindigde haar zoon, Jan van Nassau de bouwactiviteiten van het kloostercomplex. In 1535 kwam het complex met kerk toe aan de Bredase begijnengemeenschap, die op verzoek van Hendrik III van Naussau haar middeleeuwse Begijnhof verliet.