Aanpak mestfraude schiet tekort, maar provincie wijst naar het Rijk
Vreugdenhil stelde kritische vragen over het toezicht naar aanleiding van een reportage over grootschalige mestfraude in NRC. Die fraude wordt vooral gepleegd in Oost-Brabant en Noord-Limburg.
Na de onthullingen bleek al dat er iets mis is met de bestrijding van mestfraude. Uit de beantwoording van de vragen komt geen geruststellender beeld naar voren.
LEES OOK: ‘Omvang mestfraude is enorm, controle faalt’
'Weinig concrete signalen'
De provincie schrijft in de brief aan Vreugdenhil dat enkele jaren geleden er al signalen waren dat 30 tot 40 procent van de mest illegaal wordt verwerkt. Die onthulling stond in 2014 in het vakblad Boerderij voor de agrarische sector.
Het blad baseerde zich op een rondgang langs 80 procent van de mestverwerkers. Volgens de provincie waren dat toen 'weinig concrete signalen'.
Rondetafelgesprek
Dit jaar kwam het Planbureau voor de Leefomgeving met de veronderstelling dat de grote hoeveelheid nitraat in de Brabantse zandgronden mogelijk het gevolg is van mestfraude. Dat leidde tot een rondetafelgesprek met leden van de Tweede Kamer waar gedeputeerde Anne-Marie Spierings aan deelnam. Enkele maanden later kwam NRC met onthulling over wat zich werkelijk in Oost-Brabant afspeelde.
Twee meldingen
De provincie erkent dat ze tot op zekere hoogte verantwoordelijk is voor de bestrijding van mestfraude, maar dat het Rijk toezicht houdt op praktijken zoals in NRC beschreven. De provincie meldt overtredingen waar zij toezicht op houdt aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Dat is dit jaar twee keer gebeurd.
“Verder hebben wij in het verleden regelmatig bij het Rijk aangedrongen op maatregelen om de mestfraude terug te dringen en doen dat ook nu. Een verdere intensivering van de samenwerking tussen alle toezichthoudende instanties is mogelijk en wenselijk”, aldus de provincie in de beantwoording van de vragen van Christenunie-SGP.