Justitie vindt terreurverdachte Lieke S. schuldig, maar ze hoeft niet terug de cel in
Ze was inderdaad onderweg naar Syrië. Had zich bekeerd tot de Islam, maar dat ze zich wilde aansluiten bij IS is 'één groot misverstand'.
Lieke werd twee jaar geleden in de zomer aangehouden bij de grens van Turkije met Bulgarije. Haar familie had haar als vermist opgegeven. Ze was op reis gegaan, wisten naasten, maar er was al een tijd geen contact geweest met haar familieleden. Die begonnen zich zorgen te maken.
Bij een huiszoeking vond de politie spullen die erop wezen dat ze vertrokken was naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij IS. Zo is er een afscheidsbrief gevonden waarin Lieke schreef dat 'ze haar geloof achterna ging reizen'. Dat ze niet zeker wist of ze haar dochter en ouders ooit nog zou zien, maar dat ze dat wel hoopte.
Ook schreef ze over het voeren van een jihad. Ze had haar dochter ondergebracht bij haar ex-man. Een paar maanden ervoor had de Eindhovense zich bekeerd tot de islam. Ze schreef dat ze begrip had voor de terroristische daden die IS pleegde. In een interview bij Omroep Brabant legde ze al eerder uit: "als het westen Syrië aanvalt en onderdrukt, dan snap ik dat IS daarop reageert".
Voor alle verdachtmakingen donderdag in de Bossche rechtszaal heeft Lieke een verklaring. Als ze schrijft over jihad, heeft ze het over 'haar innerlijke strijd'. Het begrip dat ze in haar schrijfsels heeft voor de terroristische schietpartij tijdens een concert in Parijs, gaat niet over haar begrip maar is onderdeel van een boek dat ze aan het schrijven is.
Alle verdachtmakingen zijn volgens Lieke verkeerd geïnterpreteerde stukken uit brieven en toekomstige boeken. In haar afscheidsbrief staat dat ze naar het Kalifaat vertrokken is. "Ik had na mijn bekering behoefte om de islam te ervaren en beleven in een islamitische omgeving", luidt haar uitleg.
Een keer heeft ze ook daadwerkelijk geprobeerd om de grens met Syrië over te steken. "Om voedsel te brengen naar de bevolking", verklaart ze. De rechter merkt op dat het opvalt dat 'alle bewijslast toegeschreven wordt aan fictieve boeken en verkeerd begrepen opmerkingen maar dat andere onschuldige feiten in die optekeningen wel allemaal goed begrepen zijn of ineens niet meer fictief zijn'.