Steeds meer woonwagenbewoners komen in opstand, maar waarom eigenlijk? [4 ANTWOORDEN]
Waarom komen de woonwagenkampbewoners juist nu in actie?
Om die vraag te beantwoorden moeten we even terug in de recente geschiedenis. Woonwagenbewoners voelen zich al heel lang miskend en gediscrimineerd. Enkele jaren geleden waren het bijvoorbeeld met name woonwagenbewoners in Oss en Eindhoven die protesteerden tegen het zogenoemde uitsterfbeleid.
Minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren maakte in juli dit jaar een eind aan dat beleid. Gemeenten en woningcorporaties moesten stoppen met het afbreken van woonwagens van wie de bewoners zijn vertrokken of overleden. De minister bracht een nieuw beleidskader uit dat gemeenten moet helpen bij de beleidsvorming rondom woonwagenkampen. Roma, Sinti en woonwagenbewoners moeten voortaan binnen redelijke termijn kans maken op een standplaats.
Inmiddels is het oktober, en is bij een groot deel van de gemeenten weinig veranderd. Woonwagenbewoners zijn het wachten beu. Door het uitsterfbeleid is een tekort aan standplaatsen ontstaan. Bovendien hebben woonwagenbewoners het idee dat het uitsterfbeleid nog steeds wordt gehanteerd. En dat terwijl de landelijke overheid heeft gezegd dat dat niet meer mag. Reden genoeg om in opstand te komen, vinden zij.
Hoe groot is het probleem in onze provincie?
Om een goed inzicht te krijgen in hoeveel kampen en wagens Nederland precies telt, publiceerde de overheid 10 oktober een onderzoek. Daaruit blijkt dat in Brabant 204 locaties zijn waar woonwagens staan. In totaal zijn er 1740 standplaatsen. Daarmee staat onze provincie bovenaan.
Ondanks dat er sinds juli een beleidskader ligt, heeft de helft van de Brabantse gemeenten nog geen nieuwe aanpak opgesteld. Er zijn in veel gevallen bijvoorbeeld nog geen wachtlijsten waarop mensen zich kunnen inschrijven voor een woonwagen.
Officiële cijfers over het aantal protestkampjes zijn er niet. Maar in heel Nederland zouden het er volgens Kamerleden meer dan dertig zijn. Ook in Mill, Heesch en Best kwamen bewoners deze en vorige maand in opstand.
Wat staat er in het nieuwe beleid van het ministerie?
In een rapport van 26 pagina’s en vijf hoofdstukken zet het ministerie een aantal richtlijnen op een rij die gemeenten kunnen gebruiken bij het maken van nieuw beleid. Het raamwerk moet de cultuur van Roma, Sinti en woonwagenbewoners beschermen, discriminatie tegengaan ten bovenal zekerheid bieden.
Zo moet de behoefte aan standplaatsen in kaart worden gebracht, moeten woningzoekende Roma, Sinti of woonwagenbewoners binnen een ‘redelijke termijn’ kans maken op zo’n standplaats en moet rekening worden gehouden met de cultuur (families die bij elkaar op het kamp wonen). En natuurlijk is een uitsterfbeleid uit den boze.
Waarom duurt het zo lang voordat gemeenten overstappen op een nieuwe aanpak?
“Ze moeten nog even geduld hebben.” Burgemeester Hans Ubachs van Best beantwoordt onze vraag. In zijn gemeente is het beleid nog niet aangepast, daarom kwamen kampers afgelopen woensdag in opstand. Maar beleid maken gaat volgens hem niet over één nacht ijs. “Nu wil ik niet zeggen dat die mensen jaren moeten wachten. Maar ja, gemeenten schakelen niet heel snel.”
“We willen beleid voor de komende vijftien jaar maken. En dat betekent dat ontwikkelen even duurt. Ook in het belang van de mensen die daar wonen. Stel je voor: we zeggen ga daar maar staan met die wagen. En achteraf blijkt die plek toch niet de juiste plek waardoor we alles weer moeten verplaatsen. Dan krijgen we daar weer een hoop gedoe over.”
Bovendien wil de burgemeester het beleid afstemmen met andere gemeenten in de buurt, waardoor het ook weer langer duurt. “Ik vind het niet goed als wij anders met deze problematiek omgaan dan de buurgemeenten. Want dan kun je ongewenst gedrag krijgen.”
Gemeenten sturen een brief
De regioburgemeesters van Limburg, Brabant en Zeeland hebben deze week gezamenlijk een brief gestuurd naar minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) over het te voeren woonwagenbeleid van gemeenten. Zij vinden dat in het landelijke beleid te weinig rekening wordt gehouden met de dagelijkse (veiligheids)praktijk.