Rechtszaak over verdwenen kerststal eindigt zonder uitspraak door slordigheid van museum
Het museum sloot in december 2001 een overeenkomst met de Stichting Museum Bevrijdende Vleugels in Best over de bruikleen van een kerststal met negen meer dan levensgrote figuren. Het museum mocht de beelden voor onbepaalde tijd, tot wederopzegging, lenen.
Vermissing
In september 2017 liet het Udense museum weten de beelden terug te willen hebben. Het museum uit Best had de kerststal volgens eigen zeggen echter niet in zijn bezit en verwees naar een voormalig bestuurslid. Toen het Udense museum er met dit bestuurslid niet uitkwam, stapte het naar de rechter. Het museum wilde kort gezegd een schadevergoeding van 11.344,51 euro voor de zoekgeraakte beelden.
In een dergelijk proces is het aan de verzoekende partij, in dit geval het Museum voor Religieuze Kunst, om de tegenpartij op te roepen voor een zitting bij de rechtbank. Op de zogeheten dagvaarding had het museum als partij ‘Stichting Bevrijdende Vleugels’ vermeld. Tijdens een eerdere behandeling van de zaak is een afgevaardigde van ‘Stichting Bevrijdende Vleugels Best’ naar de zitting gekomen en hij liet toen weten dat de gedagvaarde stichting, de ‘Stichting Bevrijdende Vleugels’, niet bestaat.
Niemand
In december kwam de zaak voor de inhoudelijke behandeling voor de rechter, maar het Udense museum had de naam van de gedaagde partij niet aangepast. Er verscheen geen tegenpartij voor de rechter.
De kantonrechter stelt vast dat er twee stichtingen zijn die de woorden ‘Bevrijdende Vleugels’ in hun naam hebben en die gevestigd zijn in Best; de ‘Stichting Museum Bevrijdende Vleugels’ is per april 2007 deels opgenomen in de ‘Stichting Bevrijdende Vleugels Best’. De rechter concludeert – net als Stichting Museum Bevrijdende Vleugels eerder liet weten – dat het Museum voor Religieuze Kunst een niet-bestaande partij heeft opgeroepen. De rechter kan geen uitspraak doen in een zaak waarvan één van de procespartijen niet bestaat. Zij kan wel een uitzondering maken als duidelijk is wie het Udense museum bedoelde en als deze partij dat ook heeft begrepen. Op basis van de beschikbare informatie is dat in dit geval niet duidelijk voor de rechter.
Slordig
De rechter oordeelt dat het Museum voor Religieuze Kunst na de eerdere zitting in juli voldoende tijd heeft gehad de gewenste duidelijkheid te verschaffen. Dit is echter niet gebeurd. De rechter verklaart het museum daarom niet-ontvankelijk in hun zaak. Dit betekent dat de rechter niet toekomt aan de beoordeling van het eventueel toewijzen van een schadevergoeding.