Franse bloemenschilderijen leverden startkapitaal voor Tilburgse textielfabriek
'Ome Gerard en ome Kees.' Alexander van Spaendonck wijst naar de twee portretten van zijn achttiende eeuwse familieleden. Ze hangen aan het begin van de tentoonstelling 'De Geur van Succes' in het Noordbrabants Museum. Ernaast staat een guillotine - het apparaat waarmee eeuwenlang hoofden werden afgehakt -, want Gerard en Cornelis maakten in Parijs de Franse revolutie mee.
Louvre
Veel van de bloemenschilderijen van de Van Spaendoncks zitten nog in Frankrijk. Op de tentoonstelling in Den Bosch hangt een werk dat uit het Louvre komt. Ook het schilderij dat het Rijksmuseum onlangs voor bijna één miljoen euro kocht, hangt nu in Den Bosch.
Maar veel schilderijen zijn van het Noordbrabants Museum zelf. Met dertig schilderijen heeft het Bossche museum de grootste Van Spaendonck-collectie in Nederland. Logisch: Gerard en Cornelis kwamen uit Brabant en ze kónden echt goed schilderen. Of je nou wel of niet van bloemstillevens houdt, deze werken hebben kwaliteit.
Geen kunstenaarsfamilie
Gerard en Cornelis kwamen niet uit een kunstenaarsfamilie; hun vader was rentmeester. Maar toen ze besloten voor het kunstenaarschap te gaan, lieten ze zich opleiden door een bekende Antwerpenaar en trokken daarna door naar Parijs.
Daar vielen hun gedetailleerde bloemenschilderijen in de smaak bij de adel en het hof. De twee maakten snel carrière, verdienden goed en overleefden, in tegenstelling tot een aantal van hun klanten, de Franse revolutie. Op de expositie in Den Bosch hangt zelfs een portret dat Gerard in 1805 maakte van Napoleon.
Daar komt bij dat de twee broers goede zakenlui waren. Ze maakten schilderijen voor de welgestelden maar produceerden ook prenten (in kleur én zwart-wit) die bereikbaar waren voor het grote publiek. Later waren ze betrokken bij de productie van het befaamde Sèvres-porselein.
Textielindustrie
Veel Brabanders kennen de naam Van Spaendonck. In Tilburg werd de familie groot in de textielindustrie. Met de hulp van Gerard en Cornelis, vertelt Paul Huys Janssen van het Noordbrabants Museum die de tentoonstelling samenstelde. De twee kunstenaars hadden geen kinderen. Hun erfenis kwam terug naar Tilburg en werd daar aan het begin van de negentiende eeuw geïnvesteerd in 'moderne' weefmachines.
De familie houdt de twee kunstenaars dan ook in ere, vertelt Alexander van Spaendonck. Ze proberen nog steeds meer kennis over Gerard en Cornelis te verzamelen. "Als er ergens een schilderij te koop wordt aangeboden, bellen we altijd even rond of er in de familie belangstelling is."