Een bloedige dag in Brabant: operatie Trojan woedde in alle hevigheid
De eerste Poolse aanval op oudjaarsdag 1944 was uitgelopen op een mislukking. Daarna, in de eerste dagen van het nieuwe jaar 1945, was de spanning te snijden aan het front bij Kapelsche Veer. De geallieerden zagen dat het wemelde van de Duitse parachutisten, fallschirmjäger, bij onder meer Dussen.
Soms gingen de voertuigen van de Duitsers ‘s nachts ineens rijden, wat dan weer tot nerveuze reacties leidde in de Poolse linies. Voor de Polen en Canadezen leek het er nog steeds op dat een grote aanval in de lucht hing.
Doelwit was Antwerpen
Aan de Duitse kant waren die plannen er inderdaad maar het kwam er maar steeds niet van. Er waren te weinig manschappen om dwars door Brabant naar de haven van Antwerpen te trekken.
De Duitse commandant Schwalbe die de baas was in het Brabantse rivierengebied, kreeg op 2 januari opnieuw het bevel om mannen af te staan. Nu weer de 712e divisie. Die soldaten waren ergens anders hard nodig, voor het tegenhouden van de Russen en de Amerikanen.
Belachelijk
Commandant Schwalbe vond de situatie ‘belachelijk’, zo vertelde hij later tegen de geallieerden die hem gevangen namen. De grote aanval over Kapelsche Veer richting Antwerpen werd met de dag onwaarschijnlijker.
De kansen keerden. Nu was het vooral doel om de Canadezen en Polen tegen te houden. Want die konden ieder moment komen. De Duitsers veranderden van aanvallers in verdedigers.
Meer vuurkracht
De Poolse troepen stonden paraat. Generaal Maczek had op zijn hoofdkwartier in Breda maar één doel en dat was de Duitsers wegjagen van Kapelsche Veer. Versterking voor de Poolse militairen rond het bruggenhoofd was er niet. Lichtpuntje was wel de komst van extra vuurkracht: in de vorm van meer kanonnen en tanks. Dat aantal liep op tot 200.
Een nieuwe operatie met de codenaam Trojan kon beginnen. In de vroege ochtend van 7 januari 1945 was het zover.
Aanval
Onder dekking van de duisternis waren de Poolse troepen stilletjes opgerukt naar de Duitse stellingen. Maar de Duitsers ontdekten de Polen, boden hevig weerstand en sloegen de aanval af. In het volle daglicht was er niks mogelijk. Daarom besloot de Poolse commandant om de reserves te gaan inzetten: de 'Jagers van Podhale': Batalion Strzelcow Podhalanskich.
Ook werd besloten om Dussen intensief te bestoken. De geallieerden hadden het vermoeden dat er in de kerktoren Duitse waarnemers zaten met verrekijkers die alles konden zien aankomen.
Beschietingen
Er werd weer gewacht op duisternis. Om 18:00 ging het los: de Canadese kanonnen in de Loonse en Drunense Duinen opende massaal het vuur. Na een twee uur durende beschieting vielen de Polen, waaronder 'De Bergjagers' weer aan, van diverse kanten. Duitsers schoten lichtkogels af om alles goed te kunnen zien.
Hevige gevechten braken uit. Heen en weer werd geschoten met mortieren en kanonnen. De Polen maakten nu wél terreinwinst. Enkele Duitse stellingen werden veroverd. Maar de Duitsers zagen dat en vroegen steun van hun artillerie uit het Land van Altena. De regen van granaten pinde de Polen vast. Omsingeling dreigde en er zat niks anders op dan zich weer terug te trekken.
Doden en gewonden
Ook deze aanval mislukte. In de vroege ochtend van 8 januari kwamen de laatste eenheden terug bij Capelle, waar ze de aanval waren begonnen. Maar wel met forse verliezen: 34 doden en 90 gewonden. Aan Duitse kant vielen ook ongeveer 20 doden en een kleine honderd gewonden.
Twee mislukte aanvallen in korte tijd. Voor de geallieerde legerleiding was het nu wel duidelijk dat dit zo niet langer kon. De Polen faalden keer op keer. Er moest versterking komen en gauw. En een nieuwe aanval werd voorbereid.
LEES OOK: