Engelse student Ian (19) vocht en sneuvelde bij Kapelsche Veer
Op een eiland tussen de Bergsche Maas en het Oude Maasje. Daar zaten zo’n 200 Duitse parachutisten ingegraven. Volgens de geallieerden vormden ze een bedreiging. Poolse soldaten hadden daarom eerder twee aanvallen uitgevoerd.
Op oudejaarsdag 1944 en 7 januari 1945 bestormden ze het vlakke poldergebied. Maar beide aanvallen werden in bloed gesmoord. De Polen betaalden er een hoge prijs voor in mensenlevens, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen. De aanvallers waren niet opgewassen tegen het goed verdedigde Duitse bruggenhoofd, dat daarna nog meer een vesting werd.
Versterking
Toch wilden de geallieerden korte metten met ze maken. Daarom besloot de Britse generaal Crocker, die de geallieerden in dit gebied leidde, om versterking op te roepen. Die kwam er in de vorm van 47 Royal Marine Commando. Dat was een elite-team dat ook was ingezet bij de Slag om de Schelde, op Walcheren najaar 1944.
Op 5 oktober 1944 had luitenant Ian zich bij zijn eenheid gevoegd, nog voor de landingen in Zeeland. Op 31 december 1944 kwam hij aan in Oosterhout. Op de dag dat de Polen hun eerste aanval lanceerden werd hij bij een gezin aan de Veerseweg in Oosterhout ingekwartierd. Samen met zijn kameraden onder wie Samuel Greenhalgh, 20 jaar, Raymond Williams, 19 jaar oud en Arthur Bennet. Ze moesten aan de bak.
Nieuwe aanval
13 januari 1945 was een ijzige dag. Het was heel koud. Geallieerde kanonnen en mortieren werden in stelling gebracht en Poolse soldaten en de genie hielpen mee aan deze nieuwe operatie. Opnieuw werden boten ingezet. De codenaam van de operatie: Horse.
Om 18:00, bij de invallende duisternis begon de aanval. Vanuit onder meer de polderbuurtschappen Labbegat en Scharlo. Eerst kwamen er beschietingen, daarna maakten de geallieerden een rookgordijn zodat de vijand niks meer kon zien. De troepen gingen vooruit, in de aanval.
Oever veroverd
Na een paar uur schakelden de commando’s het eerste Duitse verzet uit. Het lukte ze ook de noordoever van het Oude Maasje te veroveren. Dekking was er in sloten en granaattrechters. Hoe dichter ze bij de Duitse loopgraven kwamen, hoe zwaarder het verzet. Dat merkten ook de Noorse commando’s.
De Noren maakten deel uit van de Britse eenheid. Hun land was net als Nederland sinds 1940 bezet en ze wilden graag Hitler-Duitsland verslaan.
De mannen die vochten in de Brabantse polders zijn mannen met namen als Olav Björndalen, Peter Hopen, Bernt Mirvag. Ze sneuvelden tijdens de strijd en verbonden hun naam voor altijd aan Kapelsche Veer.
Mitrailleurs, handgranaten en vlammenwerpers
Bij het hart van Kapelsche Veer, de ruïne van het kantonniershuis, woedden die avond en nacht zware gevechten. De aanvallers werden met mitrailleurs onder vuur genomen. In de loopgraven braken gevechten uit. En er vlogen handgranaten door de lucht.
De geallieerden gebruikten vlammenwerpers om de vijand uit te schakelen. Maar het effect was beperkt: de vijand vertrok niet en bleef doorvechten.
'Muur van vijandelijk vuur'
Ian Adam zat tijdens de aanval aan de rechterflank waar ook de Noren vochten. Zijn commandant was kapitein Stickings. Ze maakten deel uit van de Q-Troop. Een eenheid van ongeveer 100 man.
Een geneeskundig officier was erbij en schreef over het gevecht. “Kapitein Brian Stickings leidde zijn Q-Troop heel moedig in een muur van vijandelijk vuur. Korporaal Tye en luitenant Ian Adam renden mee voorop. Op nog geen 20 meter van de vijand werd Tye als eerste geraakt in zijn linkerarm en viel hij gewond neer.”
De 19-jarige Ian Adam nam zijn plek in maar werd in zijn hoofd getroffen. Samuel Greenhalg (20 jaar) werd ook geraakt, net als Raymond Williams (19 jaar) Ze stierven allebei in de aanval. Korporaal Tye werd gewond afgevoerd.
Ook kapitein Stickings zou deze dag sneuvelen in de strijd. Hij werd slechts 22 jaar.
Tijdens de gevechten vond een Poolse soldaat de 19-jarige Ian Adam, zwaargewond aan zijn hoofd. Hij wilde hem op zijn schouders meenemen. "Ian zei dat hij wilde achtergelaten worden omdat hij voelde dat hij zou sterven", zo bleek later uit een ooggetuigenverslag.
De 19-jarige Brit bleef achter in de polder en kreeg een tijdelijk graf.
Munitie raakt op
Die nacht golfde de strijd urenlang heen en weer. Op een gegeven moment was de vaart eruit bij de aanvallers. Alle troepen werden in de strijd geworpen, ook de Polen in de achterhoede die eigenlijk pas na de verovering hoefden komen opdraven.
Maar ook hun komst zorgde niet voor de overwinning. In de vroege ochtend van de 14e januari raakte de geallieerden uitgeput. De munitie raakte op. Doorgaan werd met de minuut zinlozer. Opnieuw kwam het bevel om terug te trekken. Toen het licht werd, was de aanval voorbij.
Doden en gewonden
Zeker 11 Britse en Noorse commando’s sneuvelden tijdens de aanval. Het aantal gewonden aan de geallieerde kant was rond de 40 man. Ook aan Duitse kant waren er doden en gewonden.
Voor generaal Crocker was de maat vol. Hij besloot de Polen definitief terug te trekken van het front. Meteen gaf hij bevel om een nieuwe alles beslissende aanval voor te bereiden met veel meer militairen.
Bloed
Die ochtend zag het gastgezin van Ian aan de Veerseweg in Oosterhout slechts één soldaat terugkeren: het was Arthur Bennet. Volgens een van de gezinsleden was hij “zeer vermoeid en met een uniform met veel bloed er op”. Hij ging meteen naar bed. Het was de familie duidelijk dat er iets heel erg fout was gegaan.