Hoe Q-koorts in 2007 eerst niet werd gezien en later schromelijk werd onderschat [DOSSIER]
Het ministerie reageerde zo traag op een onderzoeksvoorstel om meer over de Q-koorts te weten te komen, dat er toen het onderzoek kon beginnen al ruim 160 mensen ziek waren.
Samen met Follow the Money reconstrueert Omroep Brabant de Q-koortsepidemie tussen 2007 en 2011. Eerder brachten we het verhaal: Hoe de Q-koorts al tientallen jaren verstoppertje speelt’. Dit keer: Volksgezondheid versus de belangen van veehouders.
Bioterroristisch wapen
In oktober 2006 al, wordt een voorstel gedaan om Q-koorts te onderzoeken. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vindt dat niet nodig. ‘Interessant, maar niet onze verantwoordelijkheid’, luidt het oordeel. Er zijn dan in Nederland al drie geitenboerderijen door een uitbraak getroffen, en in Duitsland zijn driehonderd mensen ziek geworden.
De ziekte is dan nog onbekend bij het grote publiek. Alleen ingewijden weten er van. En niemand weet of de veroorzaker van Q-koorts, de bacterie Coxiella burnetii, echt zo veel voorkomt in de Nederlandse dierhouderij.
De onderzoekers willen nog iets weten: als in Nederland een grote besmetting optreedt, is het goed om te weten of de bron uit de veestapel komt of uit een bioterroristische aanslag. Dat klinkt misschien vergezocht, maar Coxiella burnetii staat wel degelijk op de lijst van potentiële biologische wapens van het Amerikaanse expertisecentrum CDC.
Te laat
Drie maanden later, in januari 2007, ligt er een nieuw onderzoeksvoorstel: het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wil een grootschalig onderzoek. Het ministerie van LNV reageert er niet eens op. Het voorstel is wel door LNV ontvangen, blijkt uit een dik dossier met Q-koortsdocumenten dat openbaar is gemaakt na een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur. Er zou een antwoord zijn verstuurd, maar dat ontbreekt in het Wob-dossier. Hoe zit dat?
LEES OOK: 5 vragen en antwoorden over Q-koorts
We horen het na twee maanden van het ministerie: ‘Er is in 2007 geen formele reactie gestuurd aan het RIVM op dit onderzoeksvoorstel, maar de onderzoeken zijn in 2007 en 2008 uitgevoerd en gefinancierd door LNV.’ Op dat moment heeft de Q-koorts al ruim 160 mensen ziek heeft gemaakt. Rijkelijk laat dus. In 2008 staat het aantal geregistreerde patiënten op duizend.
Rommelige aanpak
De uitbraak begint in het voorjaar van 2007, in Herpen. Opvallend veel inwoners krijgen plotseling longklachten. Op dat moment let nog niemand op signalen van Q-koorts. Er komt pas een vermoeden als de GGD Hart van Brabant verneemt dat het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven bij meerdere patiënten in de regio Q-koorts heeft vastgesteld. Eén van die patiënten heeft familie in Herpen.
Daarna neemt het aantal diagnoses van Q-koorts toe: vier op 11 juni, zes op 13 juni, acht op 28 juni. Dan staat inmiddels wel vast dat de vreemde longontsteking in Herpen in feite Q-koorts is. Daarna groeit het aantal diagnoses rap: zestien op 11 juli en 49 op 17 juli.
De rommelige stapeling van instanties valt op. Hoewel de regionale GGD op papier de leiding heeft, hebben ze hulp nodig van het RIVM, de Gezondheidsdienst voor Dieren en de Voedsel- en Warenautoriteit. Al snel is de uitbraak in Brabant daarom ook een zaak van het landelijk Outbreak Management Team (OMT). Om te voorkomen dat iedereen op eigen houtje handelt, neemt het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) in Den Haag de belangrijkste beslissingen. Dat deze stapeling van instanties en bevoegdheden afstemmingsproblemen en vertraging in de hand werkt, lijkt niet meteen zorgen op te roepen.
Zwijgen, geen paniek
In hun eerste bijeenkomsten staan de verschillende overlegplatforms kort stil bij de vraag wat de inwoners van Noord-Brabant eigenlijk moeten weten van Q-koorts en de risico’s. Zo min mogelijk, blijkt uit de verslagen. De autoriteiten houden de uitbraak zoveel mogelijk onder de pet. Het devies is: zwijgen, paniek voorkomen. Alleen de GGD Hart van Brabant wil meer openheid, ze willen een persbericht versturen.
De Brabantse GGD legt zich die zomer niettemin neer bij de beslissing van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg in Den Haag. Paniek en onrust moeten worden voorkomen, er komt geen persbericht. Er geldt een ‘terughoudend persbeleid’: zwijgen, tenzij er iets wordt gevraagd. Pas in september 2007, na een artikel in het Brabants Dagblad, wordt de Herpense Q-koortsuitbraak algemeen bekend.
Bezoek aan geitenhouder
De bron van de besmetting is dan nog niet officieel duidelijk, maar vermoedens zijn er al wel. Het RIVM wijst naar geitenstallen en schaapskuddes: ‘We weten dat bij geiten in en rond Herpen veel spontane abortussen hebben plaatsgevonden in die periode. Daarbij komen veel bacteriën vrij.’ Is het dan niet logisch dat de gezondheidsautoriteiten eens langsgaan bij de grootste geitenhouderij in Herpen, het dorp met de meeste zieken, de kern van de uitbraak? Natuurlijk, en zo’n bezoek is dan ook al afgelegd. Iets eerder, op 24 juli 2007, zes weken voordat de krantenlezer in Noord-Brabant voor het eerst iets van Q-koorts verneemt.
De Herpense geitenhouder krijgt een ‘oriënterende bedrijfsvisite’ van de Voedsel- en Warenautoriteit, de Gezondheidsdienst voor Dieren en zijn eigen dierenarts. Conclusies: op deze boerderij zijn sinds april tachtig dode of zwakke lammeren geboren, veelal te vroeg. In de onderzochte kadavers en nageboorten is Q-koorts aangetoond. De vaste boerenknecht en een bezoekende dierenarts zijn in het voorjaar ziek geweest. Ze zijn niet op Q-koorts onderzocht.
Het verslag sluit af met een toezegging van de veehouder: ‘Hij wil medewerken aan eventueel vervolgonderzoek naar Q-Fever, mits dit hem geen grote rekeningen bezorgt.’ Dat de boer bang is op kosten te worden gejaagd, is niet vreemd. Elk Q-koortsonderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren komt voor rekening van de geitenhouder: 70 euro per verdacht dier. Q-koorts veroorzaakt – volgens de kennis van toen – geen serieuze problemen. De ziektegevallen in het dorp kunnen niet met absolute zekerheid worden gekoppeld aan de bewuste boerderij.
Privacy van de boeren
Ondertussen heeft Nederland de grootste Q-koorts uitbraak ter wereld binnen de landsgrenzen, maar dat wordt in de zomer van 2007 nog door niemand onderkend. Toch zitten er voldoende instanties bovenop. Hun eerste doel: de bron van de besmettingen opsporen. Het tweede: die bron elimineren. Het eerste doel, de besmettingsbron lokaliseren, krijgt het team niet voor elkaar. Dat is niet zo gek. Veehouders hoeven gevallen van Q-koorts nergens te melden. En de Gezondheidsdienst voor Dieren geeft ook geen namen en adressen van getroffen bedrijven. Dat mag niet van de privacy-richtlijnen, is het argument.
Het RIVM denkt ondertussen dat de urgentie wel van de zaak af is. Want al ten tijde van het allereerste overleg in juli lijkt de uitbraak over het hoogtepunt heen. In een terugblik bij de Nationale Ombudsman zal Coutinho daar later over zeggen: ‘Ik en vele anderen gingen ervan uit dat zich in het dorpje Herpen iets heel specifieks voordeed, waardoor daar een uitbraak plaatsvond. Net als anderen dacht ik: dat zou zich in 2008 wel kunnen herhalen, maar dat zal allemaal wel meevallen, ik denk dat het daarbij blijft.’
De huisartsen in Herpen, de GGD’s en de provinciale gezondheidsautoriteiten kunnen er medio 2007 ook niet omheen: het aantal geregistreerde Q-koortsgevallen stijgt alleen maar omdat al langer zieke patiënten nu de juiste diagnose krijgen. Niet door nieuwe besmettingen. De bron lijkt ‘vanzelf’ opgedroogd. Toenmalig GGD-directeur Van de Sande: “Even later wisten we waarom: er werden op dat moment geen geiten meer geboren.”
‘Ik neem het mezelf kwalijk’
Alfons Olde Loohuis, toen een van de huisartsen in Herpen en nu medisch adviseur van expertisecentrum Q-Support: “Men dacht dat het eenmalig was, net als in Duitsland, het gaat wel weer over. Ik zat erbij en ik neem het mezelf kwalijk dat ik daarin mee ben gegaan. Je zit als huisarts in de periferie en dan bezoekt Roel Coutinho van het RIVM je praktijk. Als die zegt dat het voorbij gaat, wie ben ik dan om daar tegenin te gaan?”
Terug naar het najaar van 2007. Er zijn ondanks de afgenomen urgentie wel wat maatregelen getroffen, een meldplicht voor besmette bedrijven bijvoorbeeld, mocht er ooit een nieuwe uitbraak komen. Opvallend: Niet het ministerie van Volksgezondheid maar dat van Landbouw krijgt de regie om deze maatregelen te treffen. Op de geitenbedrijven is intussen het paarseizoen alweer aangebroken. Er worden bokken van de ene naar de andere boer verplaatst; zonder controle op besmetting met Q-koorts. De bacterie Coxiella burnetii zal in het voorjaar van 2008 opnieuw vrij spel hebben en dan maar liefst duizend mensen ziek maken. De dan al wel verdachte geitensector mag intussen gewoon verder groeien.