Deze kever lijkt een beetje op een wesp, wat is dit? Frans Kapteijns beantwoordt vragen in Stuifm@il
Een wollige kever
Op de openingsfoto zie je een kever met op de bruingele, wat harige dekschilden zwarte vlekken. Daarnaast heeft dit insect een oranje borststuk en een zwarte kop. Opvallend zijn ook de antennes die op het eind nog wat vertakt zijn, dus hoort deze kever tot de bladsprietkevers. Het geheel ziet er wat schilderachtig en wollig uit, daarom heeft deze kever de naam penseelkever gekregen. Met die mooie tekeningen op zijn dekschilden doet deze kever ook duidelijk aan mimicry want als je snel kijkt, denk je eerst een wesp of bij te zien. Menig roofdiertje of predator zal hiervan schrikken en van de penseelkever afblijven. Op het menu van penseelkevers staan de zachtere delen van planten. Het liefst eten ze schermbloemige planten met witte bloemen, maar ook de zachtere delen van de margriet, meidoorn, liguster en els worden gegeten. De larve leeft twee jaar in rottend hout en eet dat.
Een grote muis
Op het filmpje hierboven zie je een vrij groot muisachtig diertje zitten met grote ogen, grote oren en een heel lange staart. Met zo'n omschrijving kom je in de groep van de ware muizen terecht, waar de huismuis bij hoort. De vacht van deze muis is aan de bovenkant kastanjebruin of roestbruin, maar aan de onderkant is deze muis wit. Volgens mij hebben hier dan te maken met de grote bosmuis. Die kan dertien centimeter lang worden. Deze muis kan leven in diverse leefgebieden, mits er voldoende dekking is. Je kan ze vinden in bosranden, bij parken, op braakliggende gronden, op niet te natte rietlanden maar ook in heidegebieden en in tuinen. Oorspronkelijk kwamen grote bosmuizen enkel voor in het zuiden van Limburg en in het noordoosten van Nederland, maar sinds 2016 weten we dat er een opmars heeft plaatsgevonden van grote bosmuizen, vooral in het oost en van Nederland. En Bakel ligt in Oost-Brabant. Ik ga het filmpje dus opsturen naar deskundigen om te zien of het inderdaad de grote bosmuis is of een uitzonderlijk exemplaar van de gewone - maar dan grote - bosmuis.
Een bruine kikker met groen
Op de bovenstaande foto zie je duidelijk een kikker. Peter De Vaan wil weten welke kikker dit is. De kikker is bruin en heeft een groene streep in het midden. Als je goed naar de kop kijkt, zie je achter het oog een bruine vlek. We hebben hier te maken met een bruine kikker. Bruine kikkers kunnen een huid hebben met een hele schakering aan kleuren. Van bruin tot groenbruin en van roodbruin tot geelbruin of grijsbruin. Maar wat heel belangrijk is, zijn de bruine vlekken direct achter de beide ogen. Ook de heikikker heeft deze vlekken, maar die heeft daarnaast een mooie heel lichte streep - niet groen - over het midden van zijn lijf lopen. Bijna vanaf de mond tot het achtereind. In het vroege voorjaar zijn de mannetjes van deze heikikkers zelfs blauw van kleur, maar dit is van korte duur.
Sterfte van pimpelmeesjes
Piet Hendriks had in zijn nestkastje een nestje pimpelmezen. Op 20 mei waren de vogeltjes nog springlevend, maar op 22 mei deed hij een gruwelijke ontdekking: zeven van de tien pimpelmeesjonkies lagen dood in het nestkastje. Drie waren gelukkig uitgevlogen. Er zijn in Nederland heel veel jonge pimpelmezen gestorven. Er zijn zeker wat oorzaken te noemen. Allereerst is er vanuit Duitsland een bacterie binnengedrongen die deze sterfte onder pimpelmezen veroorzaakt. Daarnaast is de lente vroeg ingezet en is een aantal rupsensoorten eerder ontwikkeld met als gevolg dat die niet meer als voedselbron aanwezig waren toen de ouders van deze pimpelmezen voedsel gingen zoeken. Daarnaast - en daar ben ik persoonlijk van overtuigd - is het voedselaanbod ook drastisch gekelderd bij gemeenten die het product Xentari van Bayer gespoten of verneveld hebben in eikenbomen en andere bomen tegen de eikenprocessierupsen. Door deze actie zijn niet enkel de eikenprocessierupsen gedood, maar ook heel veel andere rupsen. Ik hoop dat dit laatste volgend jaar niet weer gebeurt.
Waar blijven de dode kauwen?
John Croon ziet heel veel kauwen in zijn omgeving, maar ziet nooit ergens een dode kauw liggen. Hoe kan dat toch, vraagt hij zich af. Nou, er leven gelukkig in Nederland heel veel aaseters en die weten feilloos dode dieren op te speuren. Dus als een kauw of ander dier sterft, wordt zo’n lichaam binnen een mum van tijd gevonden en meegenomen. Vaak gebeurt dit in de nacht. Bekende aaseters zijn buizerds, vossen, marterachtigen, kraaien, eksters, kauwen (maar meestal eten die niet een familielid, wel van een andere gang), katten (huiskatten en verwilderde katten), ratten, muizen en dan ben ik er misschien nog en paar vergeten. Daarnaast heb je ook nog eens allerlei insecten zoals vliegen en bijvoorbeeld aaskevers, die binnen een paar uur een lijk groter dan zijzelf doen verdwijnen. Ook als ze er een tijdje mee moeten slepen.
Doodgravers verslepen een spitsmuis
In bovenstaand filmpje van Vroege Vogels proberen doodgravers het karkas van een dode spitsmuis te verslepen. Het karkas is veel groter dan zijzelf, maar door eronder te kruipen, kunnen ze het kadaver ietwat optillen. Terwijl ze op hun rug liggen, duwen ze met hun pootjes het karkas over zichzelf heen. Een bijzonder gezicht, omdat het lijkt alsof het dode dier zelf weer beweegt. Dit is gefilmd door Mirda Leidekker.
Wit wolfje in wolluispak
Op de wazige foto hierboven zie je op een groen blad een warrig wit schepsel. We hebben hier te maken met een bijzondere, maar niet zeldzame larve. Het diertje wat je hier ziet is de larve van een scymnus-soort en die behoren tot de dwergkapoentjes. Dwergkapoentjes zijn insecten, die behoren tot de onderfamilie van de lieveheersbeestjes. De larven van deze harige dwergkapoentjessoort eten vooral wolluizen. Om nu niet op te vallen tussen die wolluizen maken ze uit hun washaren eenzelfde 'pak' als de wolluizen hebben. Vandaar die witte warrige huid. Wolluizen zijn witte parasieten, die leven van plantensappen van allerlei soorten planten. De larven van deze dwergkapoentjessoort zijn echte veelvraten. In het leven van zo’n larve worden wel 250 wolluizen verorberd. Daarom worden de larven van deze harige dwergkapoentjes ingezet als natuurlijke bestrijder vooral in de glas- en tuinbouw.
Camouflage spin
Op de foto van Jos Meijer hierboven zie op een paarse bloem een witte spin zitten met lange voorpoten. We hebben hier te maken met de gewone kameleonspin. Deze spin behoort tot de familie van de krabspinnen. Krabspinnen kunnen zich diverse kleuren aanmeten, maar meestal nemen ze de kleur aan van de ondergrond waar zij op een prooi zitten te wachten. Het zijn jagers en geen webmakers. Vaak zitten ze op een bloem die wit, geel of oranje is. Hierdoor vallen ze niet op als een insect stuifmeel of nectar komt halen bij zo’n bloem. Op zo’n moment slaat de goed verdekt opgestelde krabspin toe en heeft de krabspin weer eten. Overigens maken deze spinnen wel spinrag, maar dat is om zich goed vast te houden aan de bloem of plant. Als je heel goed kijkt naar de foto snap je waarom deze spin krabspin wordt genoemd. De eerste of de tweede paar poten zijn groter en langer dan de andere en worden zijdelings uitgestoken. Dit zie je ook bij heel veel krabben. Ze hebben echter geen scharen en kunnen niet alleen zijwaarts lopen - zoals krabben - maar ook voorwaarts.
Nieuwe bijensoorten
In een kort tijdsbestek zijn in Nederland twee nieuwe bijensoorten gevonden. Het gaat om exemplaren van de tweecellige zandbij en de zwartbuikbehangersbij. De eerste werd 23 april ontdekt in de Herbertusbossen in Noord-Brabant. Drie weken later was het raak in het zuiden van Limburg, daar bevonden zich meerdere exemplaren van de zwartbuikbehangersbij. Het opduiken van de zwartbuikbehangersbij is volgens de deskundige nog het meest verrassend, omdat deze soort zich in Midden-Europa tot het middelgebergte beperkte. Waarom lagergelegen gebieden tegenwoordig ook in de smaak vallen, is onduidelijk. De vondst van de tweecellige zandbij is beter in een trend te plaatsen. Dit past in een steeds langer wordend rijtje van zuidelijke bijensoorten die in de afgelopen jaren voor het eerst in Nederland zijn aangetroffen. Recent gingen de zwartpootwolbij, de roestige zandbij en de glimmende metselbij deze tweecellige zandbij voor. Het ligt volgens de kenners voor de hand dat de steeds hogere temperaturen hier iets mee te maken hebben.