Zorgen bij pluimveehouders na uitbraak Sint-Oedenrode: ‘Vogelgriep is een soort sluipmoordenaar’
Uit de lucht vallen komt de vogelgriepuitbraak niet helemaal. Sinds de influenza in november bij enkele dode trekvogels is aangetroffen, duikt het virus hier en daar ook bij pluimveehouderijen op. Vorige maand nog in Moergestel. En nu dus in Sint-Oedenrode. Het is dit vogeltrekseizoen al nummer elf in ons land.
En toch is Jan Verhoijsen elke keer weer verrast als een bedrijf ‘besmet’ is. Hij houdt vleeskuikens in Someren en vertegenwoordigt de pluimveesector in de Land- en Tuinbouw Organisatie. “Als het eenmaal binnen is, is de vogelgriep een soort sluipmoordenaar. We proberen de dieren er zo goed mogelijk tegen te beschermen. Maar blijkbaar lukt dat zelfs met een ophokplicht niet altijd. Het is dan ook niet zo gek dat collega's me vanochtend enorm bezorgd belden.”
"Om uitbraken te ontdekken, hebben we een uitgebreid monitoringssysteem.”
De wegen van virussen - zoals corona en in dit geval de vogelgriep – zijn soms ondoorgrondelijk en lastig te achterhalen. Wim van der Poel, die als viroloog werkt bij Wageningen Bioveterinary Research, het kenniscentrum op het gebied van diergezondheid, weet dat maar al te goed.
Toch kan diepgaand onderzoek virusroutes blootleggen. Zo is duidelijk dat wilde watervogels die via de noordelijke trekroute vanuit Azië via Siberië hier terechtkomen, de influenzadragers zijn. Zij verspreiden het via contact met andere vogels, maar ook via uitwerpselen. Met steeds meer pluimvee dat buiten vertoeft, neemt het risico op besmetting bij de commerciële pluimveehouderijen toe. “Het is een terugkerend fenomeen geworden”, zegt Van der Poel. Een lichtpunt is misschien dat het vogeltrekseizoen op zijn einde loopt.
Geen gevaar voor mensen
"Om uitbraken te ontdekken", zegt Van der Poel, "hebben we een uitgebreid monitoringssysteem." Dode vogels gaan voor een analyse naar zijn collega’s. Die bekijken of de dieren virusdragers zijn en zo ja welke variant zij hebben. Zo is in Sint-Oedenrode een zeer besmettelijk en snel ziekmakend (het zogeheten hoog pathogene) type gevonden. Daarom worden dichtbijgelegen bedrijven preventief geruimd en geldt voor andere een vervoersverbod. De huidige in Europa onder vogels circulerende virusvariant is volgens Van der Poel niet-overdraagbaar op mensen. “Het vlugge optreden heeft dus vooral te maken met de bescherming van diergezondheid.”
De nu geldende ophokplicht is een vergaande maatregel om verspreiding van het virus tegen te gaan, maar zeker geen unieke. In 2017 en 2020 gold die ook al, om drama’s zoals in 2003 te voorkomen. Toen werd met 30 miljoen vogels een derde van de Nederlandse pluimveestapel geruimd. De schadepost: 300 miljoen euro.
"Dan komen er busjes met CO2-gas, worden al die vogels vergast en daarna in containers gegooid."
Verhoijsen kan erover meepraten. Ook zijn bedrijf is al eens preventief leeggehaald. “Dat raakt je emotioneel, meer dan sommigen denken. Dan komen er busjes met CO2-gas, worden al die vogels vergast en daarna in containers gegooid. Dat doet echt wat met je. Vreselijk om te zien.”
Onderling hebben pluimveehouders een financieel vangnet voor degenen die met een ruiming te maken krijgen. Jaarlijks leggen zij als een soort verzekeringspremie geld in een speciaal fonds. Getroffen collega’s worden uit die pot voor een groot deel schadeloos gesteld. Het gaat volgens Verhoijsen om de kosten van de dieren zelf. Na een ruiming moet de stal van een pluimveehouder echter ook verplicht zes weken leegstaan. Verhoijsen: “Dan zit je dus zonder inkomsten en dat wordt niet vergoed. Geloof me: dit wens je niemand toe.”