Relschoppers die in Bureau Brabant komen, krijgen niet per se minder straf
De officier van justitie gaat over de vervolging en bepaalt namens het Openbaar Ministerie (OM) of de verdachte in beeld komt. De rechter bepaalt welke straf iemand krijgt en houdt daarbij mogelijk rekening met deze aantasting van de privacy.
Hoe rechters omgaan met de nadelige gevolgen van publiciteit voor verdachten is niet in beleid vastgelegd. In sommige zaken vindt de rechter een lagere straf op zijn plek. In andere zaken vindt de rechter strafvermindering niet van toepassing.
“Dat is echt maatwerk”, legt persrechter Susanne Tempel uit. “Want uiteindelijk bepaalt de rechter niet of iemand in de media komt. Dat is daarvoor al beslist door de officier van justitie. Zij hebben daar zelf bepaalde regels voor opgesteld.”
Toch kan een verdachte – of beter gezegd zijn of haar advocaat – er wel een punt van maken. “Dan kijkt de rechter of de officier zich aan de regels heeft gehouden. Media-aandacht leidt zeker niet automatisch tot een lagere straf. Ook daar komt weer maatwerk bij kijken. Media-aandacht kan veel gevolgen hebben, dan zou het kunnen dat er een lagere straf volgt.”
"Ze hebben volop de kans gekregen om zich te melden, maar hebben dat niet gedaan."
Het OM vindt dat herkenbaar in beeld komen, geen invloed zou mogen hebben op de straffen van de relschoppers. Bart Vaessen: “De feiten waarvan deze groep verdacht wordt, liegen er niet om. In veel gevallen gaat het om ernstig geweld. Mensen van de politie, maar ook ondernemers zijn daarvan het slachtoffer geworden en dat is onacceptabel."
Maar als er beelden naar buiten worden gebracht, gaat het OM niet over één nacht ijs. "Het mag voor de verdachten geen enkele verrassing zijn dat wij de beelden lieten zien. Ze hebben volop de kans gekregen om zich te melden, maar hebben dat niet gedaan."
"Het is altijd een afweging."
Toch is het wel eens voorgekomen dat media-aandacht uiteindelijk voor strafvermindering heeft gezorgd. Vijf verdachten van een zware mishandeling in de Klappeijstraat in Oosterhout in 2013 kregen een lagere staf, omdat camerabeelden van hen werden getoond in Bureau Brabant.
Achteraf bleek dat de politie al wist wie de verdachten waren en dat de beelden dus niet verspreid hadden hoeven te worden. De rechter in Breda noemde dat toen ‘kwalijk’ en gaf ze allemaal minder straf.
Persrechter Susanne Tempel: “Er zijn voorbeelden van beide kanten. Soms is het gerechtvaardigd, bijvoorbeeld om de opsporing goed te laten verlopen." Als voorbeeld noemt ze de moordzaak van de 11-jarige Nicky Verstappen. "De verdachte kwam met foto en naam en toenaam in beeld, maar kreeg daarvoor geen lagere straf. Het is altijd een afweging."