Souris R. kreeg 18 jaar voor de Posbankmoord, maar blijft dat aanvechten
R. wordt verdacht van betrokkenheid bij de Posbankmoord in 2003. Samen met Frank S. (60) zou Souris R. de 44 jarige Alex Wiegmink hebben gedood. Wiegmink kwam na een rondje hardlopen bij de Posbank op de zuidelijke Veluwe nooit meer thuis. De politie vond later die dag bij een bos in Erp een uitgebrande auto met daarin zijn lichaam.
Undercoveroperatie
Zo nu en dan was er een verdachte in beeld, maar de moord werd jarenlang niet opgelost. In 2015 begon een coldcaseteam opnieuw aan de zaak. Undercoveragenten deden zich voor als drughandelaren en brachten R. tot een bekentenis. Ze vertelden R. dat hij mee mocht doen aan een drugsdeal als hij de moord op hardloper Alex Wiegmink zou bekennen.
R. en S. zouden in 2003 bezig zijn geweest met de voorbereidingen voor een overval en wilden daarvoor een auto stelen. Wiegmink gaf zijn auto niet zomaar mee en daardoor liep de situatie uit de hand. Wie uiteindelijk het fatale schot heeft gelost is nooit duidelijk geworden.
De advocate van Souris R. is het niet eens met de undercoveroperatie waardoor haar cliënt bekende. Mede daarom gaat ze nu voor de tweede keer in cassatie. Dat is na een hoger beroep de laatste mogelijkheid voor een verdachte om zijn straf aan te vechten. Bij een cassatieproces wordt de zaak niet inhoudelijk opnieuw bekeken. Er wordt alleen gekeken of het procedure op de juiste manier is verlopen.
Gerechtshof
In 2018 veroordeelde het gerechtshof R. tot 18 jaar cel en daarna ging hij in cassatie. De Hoge Raad bepaalde toen dat de undercoveroperatie niet door de beugel kon en verwees de zaak terug naar het gerechtshof.
De tweede keer veroordeelde het gerechtshof R. op basis van zijn DNA dat werd gevonden in een bivakmuts en verklaringen van zijn kompaan Frank S. Die meldde zich in 2016 zelf bij de politie. Hij had last van zijn geweten en legde een volledige bekentenis af. Daardoor kwam de zaak in een stroomversnelling.
De undercoveroperatie werd dus niet meegenomen in de bewijsvoering. De advocate vindt dat het hof toch had moeten beoordelen of die zo was toegestaan en gaat daarom opnieuw in cassatie. R. heeft zijn betrokkenheid altijd ontkend.
LEES OOK: