Vleesvervangers van Brabantse akkers: veldproef moet bewijzen dat het kan
De marktvraag naar plantaardige eiwitten groeit, ook omdat de vleesconsumptie steeds meer wordt ontmoedigd. Maar de grondstoffen, zoals soja, komen vaak van buiten Nederland. De deelnemers aan de veldproef in Best willen bewijzen dat iets wat onontbeerlijk is, niet altijd van ver hoeft te komen.
Het experiment zet in op een korte lijn tussen de boer en de consument, zo laat de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) trots weten. Omdat dit in de praktijk (nog) niet makkelijk is, heeft deze boerenorganisatie de krachten gebundeld met een aantal andere partijen: Agrifirm, Herba Ingredients en ME-AT. De verwachting is dat het oppervlak waarop de veldbonen worden geteeld in vijf jaar groeit naar 1000 hectare.
'Eiwitten een groeimarkt'
“Bij een verantwoorde voedselketen past lokale eiwitproductie en juist dat is een groeimarkt voor Nederlandse telers”, vertelt Willem Unger, directeur plantaardig bij Agrifirm. Volgens hem stijgt de vraagt naar eiwitten bij de consument, maar ook voor de toepassing in veevoer.
Na de oogst en opslag worden de eiwitten op een natuurlijke wijze gezuiverd uit de bonen en bewerkt tot smaakvolle plantaardige vleesvervangers. Deze worden dan verwerkt in gerechten van ME-AT, dat zich onder de vlag van vleesverwerker Vion richt op vleesalternatieven.
De teelt van veldbonen past bij het streven naar natuurlijke kringlopen op boerenakkers: veldbonen binden stikstof uit de lucht en leggen dit vast in de bodem als organische stof.
'Jarenlang pionieren'
Kathleen Goense, algemeen directeur van de ZLTO: “Als iemand kiest voor vleesvervangers is dat pas honderd procent duurzaam als hiervoor ook echt eiwitten van eigen bodem worden gebruikt. Dat klinkt mooi, maar betekent jarenlang pionieren voordat het op het bord ligt.”