Einde van een varkensbedrijf: ‘Blij dat mijn ouders dit niet meemaken’
Dit is Hoeve Polsdonk, op de grens van Oirschot en Spoordonk. De langgevelboerderij dateert van 1874 maar de familie Vlemminx woont hier al zo’n vijfhonderd jaar, vertelt Pieter zittend aan de keukentafel terwijl hij de stamboom van zijn familie erbij pakt.
Hier groeide Pieter op. Zijn ouders runden op deze plek een gemengd bedrijf. Later nam hij het stokje over en zette het bedrijf voort met varkens. In totaal 2300 vleesvarkens, 350 zeugen en 2000 biggen.
Daarnaast runt het gezin aanvullend een bed and breakfast, openden ze een zichtstal met speciale kijkruimtes en grote ramen. Ze lieten mensen van een zorgboerderij op het erf werken en ze deden mee aan Klassenboeren: het ter plekke opleiden van scholieren. “Je gaat er van alles bij doen om een goed inkomen uit je bedrijf te halen.”
“Je merkte aan alles dat het steeds lastiger werd.”
Terwijl buiten het sloopwerk aan de gang is, vertelt hij over de moeilijke keuze die hij samen met z’n vrouw en vier zonen heeft gemaakt. Waar ze eerst niet moesten denken aan stoppen, maakten ze toch de draai naar de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv). Afgelopen week werd duidelijk dat 173 Brabantse boeren gebruik maken van deze regeling.
Pieter en Mieke merkten een steeds grotere druk van buitenaf, met een overheid die steeds weer veranderende eisen stelt voor milieu-, natuur- en dierenwelzijn. “Dat betekende voor ons telkens weer investeren om telkens net aan die eisen te voldoen. Voor we de keuze maakten om te stoppen, wilden we de kraamstal nog uitbreiden, maar de bank werkte niet mee. Je merkte aan alles dat het steeds lastiger werd.” Deelname aan de regeling bleek ‘de verstandigste keuze, maar niet mijn eerste keuze’.
De warmte, de reuk, de lieve beesten: dat zijn dingen die ik mis.”
Op 15 februari werd het ‘stil en koud rond de deur’. Die dag vertrokken de varkens van het familiebedrijf. “We hebben het laatste varken nog een strik omgedaan. Er nog een momentje van gemaakt”, vertelt Pieter gelaten.
“Ik heb 65 jaar en 8 maanden tussen de varkens gewoond. Ik ben opgegroeid met het geluid van varkens aan de deur. Ik weet: als een varken dit doet, dan moet ik dat doen. Mijn kennis en ervaring zijn nu nutteloos. De warmte, de reuk, de lieve beesten: dat zijn dingen die ik mis.”
Ook zijn zondagen zijn compleet veranderd. Waar het boeren 365 dagen per jaar doorging, hoeft hij nu op zondag niks meer. Hij mist het ritme, de routine. Tijdens een rondgang op het erf zegt hij: “Ik ben blij dat ons vader en moeder dit niet hoeven te zien.”
“Als je in de huidige tijd wil boeren, moet je nergens naar kijken.”
Nu de stallen verdwijnen, verandert het erf steeds meer in een grote vlakte waar ruimte ontstaat voor iets nieuws. “Ons bedrijf ligt middenin een recreatiegebied tussen Eindhoven, Tilburg en Den Bosch. De B&B loopt goed en de behoefte aan verblijfsruimte groeit. We willen op deze plek een groepsaccommodatie bouwen.” Ook de boerderij wordt gesplitst. Zoon Jan komt dan met zijn gezin in een deel van de boerderij wonen. Voordat deze volgende stappen gezet kunnen worden, moet het bedrijf volledig opgeruimd zijn.
Wat had hij anders gedaan, nu hij terugkijkt op zijn carrière als boer? “Achteraf gezien had ik hier twintig jaar geleden 5000 zeugen moeten houden en niet moeten denken dat het goed genoeg was. Als je in de huidige tijd wilt boeren, moet het met groot geweld, grote aantallen en nergens naar kijken. Dan doe je het bedrijfsmatig het beste. Als ik dat toen had gewild, was ik nu nog boer geweest. Maar dat is achteraf makkelijk praten.”