Wurgen van medebewoner in GGzE-instelling bestraft met zes jaar cel en tbs
Op camerabeelden is te zien dat de dader de bewuste dag in de vroege ochtend zijn kamer verliet en naar de kamer van een medebewoner liep. Toen hij de man daar niet aantrof, liep hij door naar de woonkamer. Daar trof hij de 81-jarige man aan. De dader haalde een nylonkoord tevoorschijn, dat in de instelling wordt gebruikt om schilderijen op te hangen, en wurgde daar het slachtoffer mee.
Volgens de verdediging was de verdachte op het moment van het delict verminderd toerekeningsvatbaar. Daarbij wijst de verdediging op een rapportage van de psychiater en psycholoog die de verdachte onderzochten. Zij stellen dat sprake is van een depressie en persoonlijkheidsstoornis en dat de verdachte daardoor psychotisch kon reageren. Hij zou mogelijk stemmen hebben gehoord die hem aanmoedigden het slachtoffer te wurgen.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank volgt het advies van diezelfde deskundigen. Zij stellen dat de ernst, omvang en complexiteit van de problematiek het zeer waarschijnlijk maken dat die een rol speelden bij het plegen van het delict. De rechtbank beschouwt de verdachte daarom als verminderd toerekeningsvatbaar en houdt daar rekening mee bij het bepalen van de straf.
Verder weegt de rechtbank mee dat de verdachte het slachtoffer beroofde van het leven, zonder dat hier voor de buitenwereld een aanwijsbare reden voor was. Uit het letsel aan de handen en mond van het slachtoffer leidt de rechtbank af dat het slachtoffer zich heeft verzet en een vreselijke en heftige doodstrijd heeft moeten ondergaan. Bovendien veroorzaakte het delict grote onrust in de gemeenschap van de zorginstelling.
Dwangverpleging verplicht
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie, een celstraf van 6 jaar op zijn plaats. Omdat de kans op herhaling groot is, moet de verdachte daarnaast worden behandeld aan zijn problematiek. Dit maakt tbs met dwangverpleging noodzakelijk.
LEES OOK: