De bloederige Bende van de Witte Veer is nu een héél spannend uitje
“De Bende van de Witte Veer hield omstreeks 1720 huis in het toenmalige Holland en Staats-Brabant. De leden verscholen zich in het toen ondoordringbare gebied tussen Loon op Zand en ’s-Gravenmoer”, aldus Grootswagers, die nogmaals wijst naar de verweerde zigeunerkop in de gevel. “Op deze plek zou Swarte Johannes zijn gearresteerd, vandaar zijn kop boven de deur. Het is één van de vele, vele, verhalen.”
Al generaties wordt in De Langstraat spannend verhaald over de plunderaars. Een waargebeurd verhaal dat meer en meer wordt vertaald naar een spannend toeristisch uitstapje. Het regionaal bureau voor Toerisme De Langstraat opende recent zelfs een speciale fietsroute. “De Bende van de Witte Veer fietsroute is een spannende fietsroute van 43 kilometer. Je fietst langs plekken waar de bendeleden hun sporen hebben nagelaten.”
"De bendeleden waren geen lieverdjes."
Kees Grootswagers heeft als amateurhistoricus veel onderzoek gedaan naar de bende en ook het nodige erover geschreven. “Sinds een paar jaar zie je dat er inderdaad meer en meer belangstelling komt voor de Bende van de Witte Veer. Het waren overigens geen lieverdjes. In het kader van meer bekendheid is er een stichting die steeds meer organiseert, zijn streekproducten vernoemd naar de bende en er is ook al een theaterspektakel opgevoerd”, aldus Grootswagers.
“De Bende van de Witte Veer is flink op weg om een toeristische trekpleister te worden voor de regio Loon op Zand. Wel jammer dat De Efteling ooit gekozen heeft voor het verhaal van de Bokkenrijders, dat zich niet in hun achtertuin heeft afgespeeld. Terwijl de Bende van de Witte Veer meer voor de hand liggend zou zijn geweest. Zij hebben een andere keuze gemaakt.”
"Het was een grote bende die driehonderd leden telde."
“Om rond 1720 uit handen van soldaten te blijven, bivakkeerden ze letterlijk op de oude grens van Holland en Staats-Brabant. Wilde Brabant ze oppakken, dan werkte Holland niet mee en andersom”, vertelt Grootzwagers in een veld waar de bende ooit haar kampement had opgeslagen. “Het was hier een ondoordringbaar moerasgebied, waar de bende heel goed de weg kende. Het was een grote bende die driehonderd leden telde, onder wie ook vrouwen en kinderen.”
"De bende voorzag in haar levensbehoeften door op plundertochten boerderijen en landhuizen aan te vallen. Uit oude processtukken is ook bekend dat er een moord is gepleegd”, aldus Grootswagers. Het was niet alleen kommer en kwel voor de omgeving, voordelen waren er ook en die worden beschreven door Peer Verbruggen op de website van Brabants Erfgoed. “Het omringende platteland had echter ook profijt van de bende. De bendeleden verkochten hun buit meestal aan nabijgelegen boeren of herbergen.”
Vanaf 1723 traden de autoriteiten steeds harder op tegen de 'struikrovers'. In 1724 werden garnizoenen uit Den Bosch en Breda ingezet om het kamp op de Zandschel te ontruimen. “De Zandschel bleef verlaten achter”, aldus Peer Verbruggen. “Slechts een gevelbeeldje in Waspik, misschien wel Swarte Johannes, verwijst nog naar één van de beruchtste bendes die de Republiek gekend heeft.”