Gerhard werd door zijn buurvrouw verraden omdat hij geen Jodenster droeg
Het verhaal over Gerhard van de Rhoer is tragisch en begint in Rotterdam als hij de stad verlaat na het verwoestende bombardement van 14 mei 1940. Van der Rhoer trekt naar Breda en begint daar een schoenen- en stoffenwinkel in de Balfoortstraat. Zelf gaat hij met zijn gezin even verderop in de Julianalaan wonen.
Daar staat hij op een mooie dag in juni 1942 in hemdsmouwen in zijn tuin te werken Zijn jasje, met Jodenster, heeft hij vanwege het goede weer even uitgedaan. Zijn buurvrouw ziet dat en geeft hem aan bij de autoriteiten. Gerhard van de Rhoer wordt opgepakt en naar het Huis van Bewaring overgebracht.
Het blijkt dodelijk verraad. Via kamp Haaren en kamp Amersfoort komt Van de Rhoer uiteindelijk in het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen terecht waar hij op 58-jarige leeftijd overlijdt. Zijn echgenote Regina van de Rhoer-Druijf duikt met de kinderen onder.
Het is de inmiddels 85-jarige kleinzoon en naamgenoot Gerhard die opa Van de Rhoer heeft voorgedragen voor een Stolpersteine in Breda. Die zei tijdens de onthulling, die werd gedaan in het bijzijn van burgemeester Paul Depla, dat de buurvrouw een Duitse zou zijn geweest.
Het is in ieder geval de eerste steen van een samengesteld monument van ongeveer 120 afzonderlijke Stolpersteine op zo'n 50 verschillende plekken in de stad. Niet alleen voor vermoorde Joden, maar ook andere bevolkingsgroepen zoals Roma en Sinti.
"Vrijheid is niet vanzelfsprekend", zo liet burgemeester Depla optekenen naar aanleiding van de eerste Bredase Stolperstein. "De hartverscheurende beelden van de oorlog in Oekraine die nu voorbijkomen, benadrukken deze boodschap des te meer. De Stolpersteine dragen bij in de bewustwording, het gedenken en herdenken van het leed wat oorlog en geweld veroorzaken. Ze geven de slachtoffers een gezicht, vertellen hun verhaal en maken dat de aantallen waar we over lezen en horen ook personen worden."