Victor gebruikt de achtertuin als fietsstuntbaan, maar dat kan beter
Het eerste wat opvalt als Victor z’n fiets pakt: er zit geen zadel op. “Bij trialen gaat het erom dat je over moeilijke obstakels springt. Dan is het heel belangrijk dat je makkelijk van je fiets kunt springen. Een zadel zit alleen maar in de weg.”
De kunst is balans. Schijnbaar moeiteloos springt Victor met zijn fiets op alle objecten in zijn moeders tuin. Een knap spel van fietsen, remmen en evenwicht bewaren. Want als je met je voeten de grond raakt, ben je af.
"Ik verzamelde steeds meer pallets."
Victor heeft de liefde voor de fiets met de paplepel ingegoten gekregen. Zijn vader is mecanicien voor wielrenners. Sinds zijn zesde heeft Victor een mountainbike en vanaf zijn tiende doet hij al biketrials. Maar toen kwam corona: “De mountainbikeclub ging dicht en ik zat me te vervelen. Toen stak de liefde voor trial pas echt op. Ik verzamelde steeds meer pallets, ging steeds hoger.”
Zijn ouders zagen het met lede ogen aan, want hun tuin veranderde langzaam maar zeker in een biketrialparcours. Maar die irritatie is eigenlijk maar spel. Want ze zijn apetrots op hun zoon, die kortgeleden nog Nederlands kampioen werd.
Terwijl hij zijn kunsten demonstreert voor onze camera, vertelt Katja hoe haar zoon, met zijn zestien jaar, inmiddels de spieren heeft van een achttienjarige: “Alleen niemand mag het zien”, lacht ze.
"Je hebt gevarieerdere obstakels nodig, zoals een rotsblok."
Oude tractorbanden, zelfs een kapotte auto: alles is bruikbaar voor een trialparcours. Maar een professioneel parcours zoals ze in Tilburg voor ogen hebben, vraagt toch wat meer, vertelt vader Hein. Hij wijst naar de geïmproviseerde bende in z’n tuin: “Voor de dagelijkse oefeningetjes is dit prima. Ik vergelijk het met tennis: dat kun je ook op straat. Maar als je wat professioneler wilt, heb je gevarieerdere obstakels nodig. Een rotsblok in een bijzondere vorm bijvoorbeeld. Die variatie maakt het leuk.”
Op dit moment zijn er in heel het land zo’n 200 biketrialers. 20 tot 30 doen er mee met wedstrijden. Weinig, maar dat is logisch: “Want er zijn geen voorzieningen”, zegt Katja: “Als Victor hier in de wijk wat basisoefeningen laat zien met stenen of boomstammetjes, reageren die mannetjes gelijk: ‘Gaaf, cool! Waar kun je dat doen?!’”
De gemeente gaat, met een hartelijke aanbeveling van wielerunie KNWU, onderzoeken of het eerste Nederlandse biketrialparcours ergens in de stad een plek kan krijgen. Voorzichtig is gekeken naar wielrenclub Pijnenburg, maar er is nog niets concreet, benadrukt Katja: “Het kan buiten of binnen, in een oude bedrijfshal? De wethouder van Sport is in ieder geval heel enthousiast.”