Veebedrijf getroffen door blauwtongvirus: vooral schapen zijn kwetsbaar
Almkerk is de eerste plaats in Brabant waar het virus is ontdekt. Begin deze maand sloeg de knut toe op enkele andere schapenbedrijven in Utrecht en Noord-Holland. Sindsdien zijn dieren op ruim vierhonderd veehouderijen elders in het land gestoken door die mug, die vijftien jaar geleden voor het laatst in ons land toesloeg.
"Deze besmetting lag in de lijn der verwachtingen."
Jeannette van de Ven van boerenorganisatie LTO: "Het was te verwachten dat ook Brabant aan de beurt zou komen. Het zat eraan te komen, gezien het tempo waarin het virus zich verspreidt. Het is wel heel vervelend voor de boer die hiermee te maken heeft." Van de Ven komt uit Oirschot en houdt zich bij LTO bezig met de gezondheid van dieren. "Ik hoorde eind van de middag dat er ook in Brabant een besmetting was gemeld, waar precies was me nog niet bekend.”
Als een dier besmet is, eet het slecht, wordt het hangerig en sloom en verstijft het soms. Ze kunnen ook blaren of een blauwe tong krijgen. "Al komt dat laatste verschijnsel niet vaak voor", zegt Van de Ven.
Ze zegt in nauw contact te staan met de leden, bestuurders en bijvoorbeeld dierenartsenpraktijken. "Helaas krijgen we veel meldingen binnen over hoge sterfte onder getroffen schapen. Vooral schapenhouders maken zich grote zorgen, maar we krijgen ook steeds meer meldingen over rundvee met ernstige ziekteverschijnselen", vertelt Van de Ven.
"Je kunt schapen moeilijk ergens vacuüm wegzetten."
Ze zegt verder dat schapenhouders het extra vervelend vinden, omdat die besmetting door de knut amper kunnen voorkomen. “Je kunt schapen moeilijk ergens vacuüm wegzetten. Het enige wat je kunt doen is ze op tijd, tegen het eind van de middag, naar binnen halen. En verder vooral de gezondheid van de kudde in de gaten houden. Er bestaat ook geen vaccin, al staat de LTO wel hierover in contact met het ministerie van Landbouw en Visserij om dat desnoods uit het buitenland te halen. Maar dat kost tijd.”
De verschijnselen bij zieke dieren kunnen enigszins onderdrukt worden door pijnstillers of door ze goed te laten drinken. Dieren die het virus hebben opgelopen, vormen geen besmettingsrisico voor andere dieren of voor mensen. Vandaar dat er nooit een vervoersverbod zal worden afgekondigd wanneer het virus is ontdekt.
“Je kunt er wel vanuit gaan dat als er één dier is geprikt, dat zo’n knut op meer plekken in een bedrijf zal toeslaan”, zo waarschuwt Van de Ven. Ze adviseert boeren met klem om een besmetting te melden. “Dan hebben wij tenminste een beeld van de verspreiding.”