Veel agenten hebben PTSS, politie 'wil er eerder bij zijn'

7 augustus om 20:30 • Aangepast 27 augustus om 02:03
nl
Het reanimeren van kinderen, het beeld van een lijk dat niet van je netvlies gaat en geweld dat tegen je wordt gebruikt. Politiewerk gaat veel agenten niet in de koude kleren zitten. In de eenheid Oost-Brabant hebben zo’n 150 tot 200 medewerkers een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en zelfs de hoogste politiebaas Wilbert Paulissen noemt dat ‘veel’. Het dwingt de politie tot een betere aanpak van het probleem. “In het verleden hebben we het gewoon niet goed gedaan.”
Profielfoto van Wim Coenen
Geschreven door
Wim Coenen

Wijkagent Henk van der Bruggen (61) is een blij man. Hij doet wat hij het liefste doet en dat is bezig zijn in de wijk. Hij geniet van het contact met mensen. Maar ook op 112-meldingen gaat hij zelfs na 25 jaar bij de politie graag af. Laatst nog had hij een reanimatie van een hoogbejaarde man. “Die konden we met ademhaling meesturen met de ambulance. Daar word je superblij van.”

Maar het werk van Van der Bruggen als agent is niet altijd makkelijk. Er zijn ook reanimaties die minder goed aflopen. Ook van baby’s en kleine kinderen. Of de meldingen van mensen die onder een trein zijn gekomen. Soms maken agenten zo veel van zulke situaties mee in korte tijd, dat hun emmer overloopt.

Dat gebeurde ook bij Van der Bruggen. Het beeld van een overleden junk waar de injectiespuit nog in het lichaam zat, komt jaren later weer bij hem bovendrijven. Ook verstijft hij plotseling als hij zich tijdens een dienst ontfermt over een wielrenner die is verongelukt. Het blijken signalen van de ziekte die zich in jaren heeft opgebouwd: PTSS.

Zoals Van der Bruggen zijn er veel politieagenten die te maken krijgen met PTSS. Uit cijfers die de politie aan Omroep Brabant heeft verstrekt, blijkt dat het aantal medewerkers met de ziekte landelijk alleen maar toeneemt. In Oost-Brabant gaat het om zo’n zes procent van het personeel. Dat zijn 150 tot 200 mensen op een totaal van ongeveer 3000 medewerkers die op straat of bij de recherche werken.

De eenheidsleiding vindt het aandeel ‘substantieel’, aldus politiechef Wilbert Paulissen. “Het is een flinke groep geworden. Hoe het precies komt, is niet onderzocht. Maar ik denk dat het met het aantal toegenomen heftige meldingen te maken heeft. Reanimaties van kinderen en geweldssituaties zijn aan de orde van de dag. Daarnaast hebben we alleen in Oost-Brabant jaarlijks te maken met 12.000 meldingen van verwarde personen.”

"Vandaag moeten we weer met het watje op stap."

Een andere verklaring van de toename is dat er domweg meer aandacht voor is bij de politie, zegt Paulissen. Van der Bruggen en hij begonnen decennia geleden met het werken op straat. Er was een hele andere cultuur dan nu. Een van stoere mannen die niet praatten over gevoelens. Van der Bruggen: “Je wilde niet dat collega’s dachten: dan moeten we vandaag met het watje op stap.”

Een andere kwestie is de erkenning van ziekte door de politie. Als agenten vroeger een vergoeding wilden, moesten ze met hun eigen werkgever een juridische strijd voeren om aan te tonen dat hun ziekte aan het werk te wijten was. De politie stelt zich inmiddels in die processen meewerkender op, zegt Paulissen. Alle verbeteringen worden vastgelegd in een nieuwe aanpak die vermoedelijk vanaf 2025 officieel ingaat.

LEES OOK: Zo gaat agent Michael om met dodelijke ongelukken

Er zijn daarnaast projecten voor de agenten die de diagnose hebben gekregen. Zo zijn er wandeltochten en worden er activiteiten zoals sloeproeien georganiseerd. En er wordt van alles aan gedaan om de agent weer aan het werk te krijgen. Dat lukt niet altijd. Sommige agenten krijgen eervol ontslag, anderen gaan een andere, mindere zware functie doen.

"Laatst was ik er nog ondersteboven van dat iemand in de wijk me de huid vol schold."

Van der Bruggen lukte het na vele gesprekken met collega’s, het thuisfront en een psycholoog wel. Hij keerde als wijkagent terug op straat. Maar ook zijn trauma’s komen soms nog boven drijven. Zo werd hem laatst de huid vol gescholden door een bewoner. “Ik was er zo ondersteboven van dat ik zei: ik doe vandaag even niks meer. Deze bewoner heeft daarna een bezoekje gehad van mijn leidinggevende en teamchef. De eenheidspsycholoog vroeg me na afloop hoe het met me ging. Dan voel je je gesteund door je organisatie.”

Volgens Paulissen is het vooral zaak om PTSS in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen. “De grootste opdracht is om er op tijd bij te zijn. En om de gevolgen voor mensen te beperken. Dat hebben we in het verleden gewoon niet goed gedaan.”

Politiechef Wilbert Paulissen van de eenheid Oost-Brabant (foto: Eva de Schipper).
Politiechef Wilbert Paulissen van de eenheid Oost-Brabant (foto: Eva de Schipper).

App ons!

Heb je een foutje gezien of heb je een opmerking over dit artikel? Neem dan contact met ons op.

Deel dit artikel
Download de app en draag het gevoel van hier altijd bij je!