Van woonoord op Kamp Vught naar huis in de wijk: 'Moest overal aan wennen'

Gisteren om 19:30 • Aangepast gisteren om 22:45
nl
Verhuizen van woonoord Lunetten op Kamp Vught naar een huis in een woonwijk. Die gebeurtenis heeft indruk gemaakt op de toen negenjarige Noes Haumahu. Hij was een van de eerste Molukse gezinnen die zich zestig jaar geleden in Tilburg vestigden. “Het was een wereld van verschil,” zegt hij. “In het kamp kon alles. We speelden en deden wat we wilden. Dat was in Tilburg wel anders.”
Profielfoto van Megan Hanegraaf
Geschreven door

In 1950 kwamen Noes' ouders vanuit de Molukken naar Nederland omdat zijn vader niet meer veilig was in eigen land. Hij had aan de Nederlandse kant gevochten tijdens de onafhankelijkheid van Indonesië.

Ze kwamen terecht in het voormalig Kamp Vught, dat omgedoopt werd tot Moluks woonoord Lunetten. Dat was voor soldaten en hun families opgezet.

Archieffoto: de eerste bewoners arriveren op Woonoord Lunetten in 1951 (foto: Nationaal Archief/Harry Pot).
Archieffoto: de eerste bewoners arriveren op Woonoord Lunetten in 1951 (foto: Nationaal Archief/Harry Pot).

Hun verblijf zou tijdelijk zijn, zo was de gedachte. De woonomstandigheden waren er dan ook slecht, mensen woonden in de voormalige barakken van het kamp. Toen bleek dat ze langer zouden blijven, kregen de Molukkers huizen aangeboden in steden zoals Tilburg.

Daar konden ze als gemeenschap blijven wonen, wat belangrijk was voor hun cultuur en onderlinge band. Zaterdag wordt gevierd dat zestig jaar geleden de eerste Molukse gezinnen zich in Tilburg vestigden.

"Ik ging van een kamp waar alles mocht naar een woonwijk met regels."

Noes verhuisde in 1964 samen met zijn ouders, zeven broers en één zus naar de Molukse wijk in Tilburg. “Hier hebben wij de basis gelegd van onze gemeenschap. Als ik hier loop, voel ik me trots,” vertelt hij als hij langs zijn ouderlijk huis aan de Azuurweg loopt.

Het leven in Tilburg was voor hem een grote verandering. “Ik ging van een leven in het kamp waar alles mocht naar een woonwijk met regels. Daar moest ik, net als alle kinderen, echt aan wennen,” zegt Noes.

Hij herinnert zich ook hoe hij en zijn vrienden als kinderen de speeltuin aan de overkant van de straat hadden opgeëist. “In het kamp hadden de kinderen van elke barak ook hun eigen gebied dus dat deden we ook met de speeltuin. Die was van ons”, legt hij uit. “Maar opeens werd ons verteld dat zulke dingen in een ‘normale woonwijk’ niet mogen.”

“Het voelt ook nog steeds als mijn wijk.”

Om de integratie in goede banen te leiden, was er een Molukse wijkraad. “Als er iets niet door de beugel kon, sprak de gemeente of politie de wijkraad aan. Tijdens een bijeenkomst werd de jeugd dan aangesproken op hun ‘ontspoorde’ gedrag,” zegt Noes.

De Molukse wijk in Tilburg, te herkennen aan de kleuren van de vlag op de lantaarnpaal (foto: Megan Hanegraaf).
De Molukse wijk in Tilburg, te herkennen aan de kleuren van de vlag op de lantaarnpaal (foto: Megan Hanegraaf).

Ondanks dat het leven in de nieuwe omgeving wennen was, heeft Noes goede herinneringen aan zijn tijd in de Molukse wijk. Inmiddels woont hij er al ruim dertig jaar niet meer. Een poging om in zijn ouderlijk huis te gaan wonen na het overlijden van zijn ouders mislukte.

“Dat deed me pijn, maar dat weerhoudt me er niet van om nog regelmatig naar de wijk te komen,” zegt hij. “Het voelt ook nog steeds als mijn wijk. Ik heb het gevoel dat ik hier nooit ben weggeweest.” Tijdens zijn rondgang door de wijk begroet hij iedereen bij naam en maakt af en toe een praatje.

"Dat schept een band die niet in woorden is uit te leggen."

In de wijk wonen inmiddels geen mensen meer van de eerste generatie die in 1951 naar Nederland werden gebracht. Desondanks is de Molukse gemeenschap in Tilburg-West de afgelopen zestig jaar alleen maar gegroeid. In de meeste huizen wonen nu tweede, derde en zelfs vierde generaties.

“We hebben allemaal dezelfde roots. Onze ouders en grootouders hebben trauma’s opgelopen in de oorlog. Dat gaat door van generatie op generatie,” vertelt hij. Zo komt hij er op achttienjarige leeftijd achter dat zijn grootvader in de oorlog was gemarteld en later onthoofd.

"Ik wist niet wat ik hoorde. Ik heb gevraagd hoe het zat, maar mijn ouders konden er moeilijk over praten.” Zelf heeft hij geen kinderen, maar de dochter van zijn zusje was woest toen ze hoorde hoe haar opa na aankomst in Nederland oneervol behandeld werd. “Ze voelt de pijn en emotie. Dat schept een band die niet in woorden is uit te leggen."

Linksvoor Noes samen met zijn moeder in het kamp (foto: privé).
Linksvoor Noes samen met zijn moeder in het kamp (foto: privé).

App ons!

Heb je een foutje gezien of heb je een opmerking over dit artikel? Neem dan contact met ons op.

Deel dit artikel
Download de app en draag het gevoel van hier altijd bij je!