'Het was mooi om te zien hoe de kleinkinderen hem milder maakten'
Nee, zorgeloos zou ze het leven van haar vader niet willen noemen. Daarvoor waren zijn jeugdervaringen te traumatisch. Tegelijkertijd, of misschien juist daarom, haalde hij alles uit het leven en telde iedere minuut. Jane: “Papa heeft altijd ontzettend hard gewerkt. Hij was weinig thuis en continu bezig of onderweg. Ik begrijp nu dat hij ons, zijn zoon en drie dochters, een betere jeugd wilde geven dan hij zelf had gehad.”
Jos Hoed werd op 20 september 1930 als een van de jongste van zeven telgen geboren in Poerworedjo, (huidig) Indonesië. Zijn jeugdjaren werden getekend door de Japanse bezetting van Indonesië: hij belandde als twaalfjarige in een van de Jappenkamp. Die ervaring zou hij zijn hele leven meenemen.
“Mijn vader was een gesloten man en heeft nooit met ons over zijn jeugd gepraat. We wisten ervan, maar hadden geen idee van wat hij daar had meegemaakt. Daar kwamen we achter toen hij in 2020 voor het boek Kind in Indië van Kevin Felter zijn verhaal naar buiten bracht. Door dat boek kan ik papa’s geslotenheid nu beter begrijpen en snap ik waarom hij ons er niet mee wilde belasten”, vertelt Jane.
“Haast je als je tijd hebt, dan heb je tijd als je haast hebt.”
Vanaf het moment dat haar vader met haar moeder Hennie eind jaren vijftig een gezin stichtte in Eindhoven, draaide het voor papa Hoed maar om één ding: zorgen dat het zijn gezin aan niets zou ontbreken. Zijn motto: haast je als tijd hebt, dan heb je tijd als je haast hebt.
“Hoe vaak hij dat tegen mij heeft gezegd”, lacht Jane. “Hij had wel meer van die wijsheden en die blijven je toch bij. Maar zo leefde hij inderdaad. En dat gaf hij ons ook mee, hard werken en geen tijd verspillen is ons met de paplepel ingegoten. Niets doen was geen optie.”
Terwijl moeder Hennie thuis voor het gezin zorgde, zorgde vader Jos voor het brood op de plank. Hij werkte een tijd bij Philips en later bij V&D, waar hij als portier het eerste en laatste gezicht was dat medewerkers zagen als ze aan hun werkdag begonnen en weer naar huis gingen.
“Mijn moeder werd soms gek van alle bekenden die ze tegenkwamen.”
“Hij was joviaal, hartelijk en geliefd bij zijn collega’s”, weet Jane. “Omdat hij oprecht geïnteresseerd was en van vrijwel iedereen de naam en familieomstandigheden wist. Mijn moeder werd soms gek van alle bekenden die ze tegenkwamen als ze met mijn vader door Eindhoven wandelde. Hij bleef maar aan het groeten.”
Die kennissenkring werd nog groter toen Jos begin jaren zeventig als sportmasseur aan de slag ging bij de toenmalige amateurvoetbalvereniging De Spechten in Eindhoven. Het bleek dé grote passie van papa Hoed. Hij ging zelfs naar Amerika om een cursus te volgen.
“Mijn zussen en ik wilden wel eens weten waar hij iedere zondag uithing en zijn een keer gaan kijken. Na de wedstrijd vroegen een paar voetballers aan papa of ze een afspraakje met ons mochten maken. Nou, mooi niet. Het is dus bij die ene keer gebleven, we mochten niet meer naar de wedstrijden komen kijken van mijn vader”, lacht Jane.
“Feest is eten en eten is feest.”
Al was haar vader weinig thuis en kon hij streng zijn voor zijn kinderen wat betreft studeren en het halen van hun diploma’s, Jane koestert genoeg mooie herinneringen. “Het was niet altijd makkelijk, maar we hebben ook veel fijne momenten gehad als gezin. Vooral het samen eten was altijd belangrijk. Bij ons is feest eten en eten een feest.”
Nog een mooie herinnering, de geboorte van eerste kleinzoon Mark, de zoon van Jane. “Het was zo mooi om te zien hoe dit papa milder maakte. Hij was zo’n trotse, lieve opa, voor al zijn zes kleinkinderen en achterkleinkinderen. Zo streng als hij voor ons kon zijn, zo zacht was hij voor hen.”
Ondanks zijn hoge leeftijd en een lang ziekbed, vond haar vader het moeilijk het leven los te laten. “Hij bleef bezorgd om ons en om mama die alleen achter zou blijven. Toch is hij rustig en vredig ingeslapen. Misschien omdat hij wist dat hij op het Nationaal Ereveld Loenen zou worden begraven, de begraafplaats voor Nederlandse oorlogsslachtoffers (militairen en burgers). Dat was zijn laatste grote wens.”