Brabant vangt 13.500 vluchtelingen op, dat gebeurt op deze plekken
De spreidingswet ging op 1 februari officieel in. Doel is het evenredig spreiden van vluchtelingen over het land. Eerder hing het realiseren van opvanglocaties vooral af van de bereidwilligheid van gemeenten. De spreidingswet zorgt ervoor dat elke gemeente verplicht wordt een vastgesteld aantal vluchtelingen op te vangen.
Provincies kregen tot vandaag de tijd hun ‘provinciale opvangplan’ in te leveren bij het Rijk. Commissaris van de Koning Ina Adema is trots dat de Brabantse gemeenten al zo ver zijn gekomen. “Tot voor kort had Brabant een opdracht van zo’n 11.000 plekken. Maar door een aangenomen motie van de SP in de Tweede Kamer kwam daar nog een extra opdracht bovenop van bijna 4000 plekken en ook die plekken zijn in grote mate gevonden.”
Meer plekken door motie SP
Adema doelt daarmee op de zogeheten SES-WOA Score. De verdeling van het aantal opvangplekken vindt daardoor niet alleen plaats op basis van de inwoneraantallen per gemeente, maar ook op basis van welvarendheid. En daarop scoren Brabantse gemeenten goed.
Brabant heeft er overigens voor gekozen om het aantal plekken per regio voor elkaar te boksen. Dat betekent dat niet elke gemeente afzonderlijk de opgelegde plekken heeft gevonden, maar het aantal opvangplekken per regio is ingevuld. Dat ziet er voor Brabant als volgt uit:
Onderdeel van de opdracht uit Den Haag is ook het realiseren van opvangplekken voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Deze jonge mensen hebben een andere soort opvang nodig dan volwassenen. Opvang met meer begeleiding, maar ook met een school in de buurt. En daar zitten grote zorgen.
Zorgen over onderwijs minderjarige vluchtelingen
Zo geeft de regio Hart van Brabant aan haar uiterste best te doen deze plekken te realiseren (202 plekken), onder de strikte voorwaarde dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) vóór de komst van deze doelgroep volwaardig en kwalitatief goed onderwijs heeft geregeld. Als er speciaal vervoer voor nodig is, moet ook dat zijn georganiseerd. Adema snapt dat voorbehoud goed. “Ik deel die zorgen. Op het moment dat je mensen opvangt, wil je ook dat ze naar school kunnen. Die zorg draag ik ook uit naar het Rijk.”
Dat betekent wel dat het aantal toegezegde opvangplekken in Brabant dus nog kan wijzigen. Ook de regio Zuidoost maakt een flink voorbehoud. De toegezegde plekken zijn volgens de regio ‘onder nadrukkelijk voorbehoud van voldoende capaciteit van het COA voor realisatie en exploitatie, financiële haalbaarheid, ruimtelijke procedures en andere onvoorziene factoren’.
Voor nu komt Brabant dus 1211 plekken tekort. Iets waarvan Brabant hoopt dat het door het Rijk door de vingers wordt gezien. Niet in de laatste plaats omdat Brabant al langer veel langdurige opvangvoorzieningen heeft. Zo zit er al een grootschalige opvang in Budel, Oisterwijk, Gilze en Rijen en Grave.
Op deze kaart zie je hoeveel opvangplekken gemeenten hebben geregeld en welke gemeenten al genoeg plekken hebben:
Bal ligt nu bij Faber
Het is nu aan minister Faber van Asiel. Zij gaat de plannen van de provincies beoordelen en kan eventueel gemeenten nog dwingen opvang te creëren. Of ze dat doet is de vraag, haar partij PVV wil vooral van de spreidingswet af. Om de spreidingswet in te trekken, moet er opnieuw een wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer en dat gaat nog wel even duren.
Adema benadrukt dat de spreidingswet heeft laten zien dat het dus wel mogelijk is om in relatief korte tijd veel opvangplekken te vinden. “Dat laat zien dat de spreidingswet onder de gegeven omstandigheden effectief is. Ik roep de minister dan ook op de spreidingswet in stand te houden zolang dat nodig is.”