Wat doet deze zwarte ree tussen de bruine? Frans weet wat er aan de hand is
Ieder weekend is er ook een nieuwe aflevering van de Stuifmail-podcast. Beluister de podcast hier:
Zwarte ree gespot, is dat vreemd?
Marloes Janssen zag tijdens een wandeling een zwarte ree tussen gewone bruine reeën. Ze vraagt zich af of dit vreemd is. Nee: zwarte reeën komen met enige regelmaat voor in Oisterwijk en omgeving. Er is uitgerekend dat er volgens jaarlijkse tellingen zo'n 110.000 reeën rondlopen in ons land. Daarvan heeft ongeveer twee procent een zwarte vacht.
Hoe ontstaat zo’n zwarte vacht? In het geval van zwarte reeën gaat het om een mutatie in de erffactoren. Daardoor overheerst het zwarte pigment. Vandaar dat er, in ieder geval zo lang als ik al reeën spot in deze omgeving, altijd wel een zwarte ree rondloopt. We hebben in deze omgeving zelfs een periode lang witte reeën gehad. Een uitgebreid verhaal over zwarte reeën is te lezen via deze link.
Een enorm nest in een rode beuk
Lennert Brokx zag 19 januari een nest hoog in een rode beuk in Waspik. Hij vroeg zich af of dit een hoornaarnest is. Het antwoord is: ja. Dit is duidelijk een nest van de Aziatische hoornaar. De kleur van het nest is niet zo goed te zien - door het tegenlicht - maar ik schat in dat die lichtbruin is.
Ook Europese hoornaars maken nesten, maar die lijken meer op een bel of klok en hebben een tien centimeter grote ingang. De ingangen bevinden zich aan de onderkant van het nest en die nesten hangen niet zo hoog in de boom als deze.
Nesten van Aziatische hoornaars vind je meestal dichtbij mensen, dus in de stenen omgevingen van dorpen en steden. Dit omdat daar juist, voor deze soort hoornaars, meer voedsel te vinden is, onder meer honingbijen. Wat bijzonder is, is dat Aziatische hoornaars twee nesten bouwen in een jaar.
Het eerste nest is klein en lijkt echt op een bal, met een smalle ingang en die ingang is naar beneden gericht. Vaak bouwen die Aziatische hoornaars deze nesten in hagen of heggen. Het tweede nest is groter en lijkt meer op een uitgerekte bal en dit heeft de ingang aan de zijkant, zie de foto. Dit tweede nest hangt vaak hoog in bomen.
Opvliegende vogels
Ciel Saris was op 11 november vorig jaar bij het Haverven in Olen en daar zag hij heel veel vogels opvliegen. Hij vroeg zich af of dit eenden of ganzen waren. Op de foto van Ciel kun je heel duidelijk zien dat het gaat om opvliegende grauwe ganzen. Vanaf de start van de winter neemt het aantal grauwe ganzen in Nederland enorm toe. Hun aantal kan zelfs oplopen tot ruim een miljoen.
Wat komen al die ganzen hier doen? Nou, onze winters zijn niet zo streng en dat betekent dat gras - het hoofdvoedsel van ganzen - lekker doorgroeit. Minder snel dan in de zomer, maar dat is wel zo handig. Groeit het gras te snel, dan kan zo’n grasland snel verruigen. Daarbij eten ganzen het liefst jong, eiwitrijk gras, want dat is ook nog eens beter verteerbaar. Vandaar een regelmatige vlucht naar en van die graslanden.
Een rode ibis in de polders van Oosteind, kan dat?
Bram van Gils zag een heel mooie vogel in de polders van Oosteind en zocht die vogel op. Hij denkt dat het om een rode ibis gaat. Hij vraagt mij of dat klopt. Het antwoord is: ja. Als je naar de foto kijkt, zie je een volledig roodoranje grote vogel, hoog op de poten met een lange kromme snavel. Kortom: een rode ibis.
Rode ibissen kwamen hier oorspronkelijk niet voor, maar wel in de kustgebieden van noordelijk Zuid-Amerika. Kortom, dit moet een gehouden vogel ofwel volièrevogel zijn. Op het menu van rode ibissen staan schaaldieren en kreeftjes. Daarom hebben ze ook die oranjerode kleur. Volgens mij is dit een gehouden vogel, want ze ontsnappen nog weleens uit dierentuinen of vogelparken.
Of de vogel kan overleven in ons land is de grote vraag. Naar mijn idee kunnen ze deze vogel het best snel vangen, want ik vrees anders het ergste.
Dode vlinder op een tuintafel
Toke de Vries vond een dode vlinder op haar tuintafel. Ze wil graag weten om welke soort het gaat. De dode vlinder op haar tuintafel is een nachtvlindersoort die zich graag in de buurt van menselijke bebouwing bevindt. De naam is huismoeder. Dit is een van de meest voorkomende nachtvlinders in ons land. Op het menu van huismoeders staat nectar van allerlei soorten planten, maar daarnaast lusten ze ook graag rottend fruit.
Huismoeders zijn niet alleen in de nacht actief, ook overdag. Rupsen van huismoeders kunnen zowel een groene als bruine kleur hebben. Ze zijn in de nacht druk met het eten van allerlei soorten planten. De huismoederrupsen overwinteren als rups en zijn daarom nog vrij lang te zien in de herfst en winter.
Je kunt ze bij mooi zacht winterweer zelfs nog midden in de winter tegenkomen. Na de winter vindt de verpopping plaats, in de grond. Hoe de naam huismoeder is ontstaan, is onduidelijk. Men vermoedt dat de bron Linnaeus is. Hij heeft alle wezens een wetenschappelijke naam gegeven en dus ook de huismoeders.
Nachtvlinders met gekleurde achtervleugels gaf hij vrouwelijke namen en die van huismoeder is noctua pronuba. Het woord noctua verwijst naar de nacht en wordt ook gebruikt om bepaalde uilen (vogels) aan te duiden.
De connectie met uilen (steenuil, wetenschappelijke naam athene noctua) zien we nog steeds terug in de familienaam. Pronuba betekent ‘bruidsmeisje’. Waarom die naam is gekozen, weet alleen Linnaeus zelf.
Het gaat goed met de otter in Nederland – NOS Jeugdjournaal
Dertig jaar geleden was de otter in Nederland nog uitgestorven, maar in 2002 is dit dier weer uitgezet. Nu lopen en zwemmen er liefst 450 rond. Otters behoren tot de familie van de marterachtigen. Ze leven in oeverzones met voldoende dekking en rust. Momenteel komt de otter voor in Noordwest-Overijssel, Friesland, Gelderland en langs de Overijsselse Vecht.