Thea (89) is er weer bij in de optocht: 'Ik heb geen tijd om dood te gaan'
Pientere oogjes heeft ze, een snelle tred en een mond die bijna niet stil staat. Aan niets merk je dat Thea 89 is. Ze straalt als ze over carnaval praat, en haar geheugen werkt nog altijd feilloos.
Talloze keren liep ze mee in de optocht van Peelstrekelrijk, zoals Deurne tijdens carnaval heet. Heel sporadisch moest ze verstek laten gaan, bijvoorbeeld omdat ze hoogzwanger was, of de optocht werd gecanceld door sneeuw of corona. “Maar verder ben ik er altijd bij geweest, hoor. Die onderlinge sfeer, daar hou ik van", zegt ze. "Een praatje maken, feest vieren, het kost niks en maakt me heel gelukkig."
“Carnaval vroeger, dat was altijd dansen in Zeilberg, op een steenworp bij Deurne vandaan. Da’s wel het schoonste plekske van de Peel, hoor. Daarna gingen we met z’n allen gearmd naar de Markt in Deurne, waar het feest verder ging tot laat in de nacht.”
"Dan stonden we allemaal op een rijtje te kussen."
Ondeugend was ze ook, in haar jonge jaren. "Dan ging ik met een leuke jongen naar buiten waar een lange heg stond, en dan stonden we allemaal op een rijtje te kussen. Een dikke jas aan, want het was heel koud." Knipogend: "Maar je kreeg het toch wel warm, hoor."
De eerste keer dat ze door de straten van Deurne paradeerde, was in 1959. Ze had zich verkleed als amazone, compleet met zweepje. Een oude zwart-wit foto toont een jonge vrouw in een kortgerokt pakje met pofmouwtjes. “Het rokje had ik gemaakt van een oud gordijn”, vertelt ze. “En de hoed was van karton. Ik was geïnspireerd door Circus ’t Hoefke, dat wel eens neerstreek in het dorp. Twee vriendinnen van me waren koorddanseres en slangenmeisje.”
Ook toen ze trouwde met Henk en hun eerste zoon werd geboren, zetten ze met z’n drietjes het dorp op stelten. “We waren ooit verkleed als Schotten. Ik werkte destijds in een dekenfabriek en van die oude todden naaide ik de pakken. Mijn zoon was toen nog maar een hummeltje, maar ook hij had een geruit kostuumpje aan.”
Thea stal met allerlei outfits de show. In een oude bontjas met een kinderwagen volgehangen met opgepoetste pannetjes, als hemelsblauwe dame met bloemen en een trom. “Dan ging het van rompedepompompom. Ik moest er zelf om lachen. Dat gevoel is onbeschrijfelijk.”
"Ik ben niet iemand die op z'n gat zit", zegt ze. "M'n fietske, da's mijn god." Ze trapt wat af, onder meer naar de kringloop, op zoek naar een mooi koopje. En als ze zin heeft in een Bossche bol, fietst ze naar Den Bosch.
"Als lullen de was was, had je een hele lange waslijn."
“Ik ken iedereen en klets wat af”, zegt ze. “Laatst zei iemand tegen me: Thea, als lullen de was was, dan had je een hele lange waslijn.”
Haar vader was er ook zot van, een beetje gek doen. "Hij was molenaar en liet zich aan de wieken vastbinden en ronddraaien", blikt ze terug. "Ik heb nog een foto van hem uit 1933, waar hij de kleren van zijn schoonmoeder had aangetrokken, inclusief wit ochtendmutske. Als ik naar die foto kijk, denk ik: je hebt toch echt wel de tik van je vader, hoor.”
De kostuums maakt ze zelf, of ze tikt iets op de kop uit de kringloop of van Marktplaats, die ze vervolgens helemaal verandert met naald en draad. Veertjes, glanzende strass-steentjes of takjes uit het bos, niets is te gek. Boven in haar naaikamertje fröbelt Thea er op los. “Ik maak iets vanuit mijn eigen fantasie, zo ontstaan altijd de mooiste dingen”, zegt ze.
Honderden hoeden heeft ze, lange handschoenen, bontkraagjes van vossen, hoge hakken en kralenkettingen. Koffers met rommel, noemt ze het zelf, haar bovenverdieping is een walhalla voor de modebewuste vrouw. Ze leent de spulletjes soms uit aan mensen met een feestje, en dat voor een habbekrats.
"Die bloemetjes op m'n benen zijn m'n spataderen."
Dit jaar heeft Thea hulp gehad van een vriendin met haar kostuum. In het dorp zijn ze heel benieuwd hoe ze gekleed gaat. “Dan vragen ze, welke kleur draag je dit keer? Ik heb gezegd groen, maar dat klopt helemaal niet! En die bloemetjes op mijn benen, dat zijn m’n spataderen. Ze zien het vanzelf wel”, lacht ze.
"Carnavallen, ze hoopt het zo lang mogelijk te doen. "Ik heb geen tijd om dood te gaan, ik doe zoveel leuke dingen. En als het wel zover is, zeg ik tegen mijn jongens: niet treurig zijn, jullie moeder heeft genoten tot de laatste dag.”