Schoon drinkwater voor de armsten op Bali is de missie van dit stel
Water is een essentiële levensbehoefte, als dorstlesser of frisse ontsnapping uit de hittebel. Aad van den Boogaart uit Gilze en zijn vrouw Jacqueline realiseren zich dat maar al te goed. Twaalf jaar geleden verruilden ze Brabant voor Bali, waar ze een project startten dat van levensbelang is voor de lokale bevolking.
Wat heeft ze destijds naar de andere kant van de wereld gebracht? "We wisten dat we sowieso niet oud zouden worden in Nederland", vertelt Jacqueline. "Er stonden twee landen op ons verlanglijstje: Australië en Bali. Het werd het laatste land, omdat dat betaalbaar was voor ons."
Het toeristische deel in het zuiden, waar de muziek luid uit de barretjes schalt en je met honderden anderen ligt te zonnebaden op het strand, dat mijden ze. Het is de rust die Bali voor hen zo aantrekkelijk maakt.
In hun huis timmert, zaagt, kweekt en bakt Aad zoveel mogelijk zelf. Hij werkt aan een klimrek voor de gehandicaptenschool, brouwt z'n eigen alcohol, van cassave - een eetbare wortelknol, red. - maakt hij z'n eigen frietjes en in de achtertuin groeien rode bietjes en boerenkool. "Allemaal op m'n gemakkie. Niks moet, alles mag", zegt hij. Alleen de koffie voor het Senseo-apparaat, die laat hij door vrienden meenemen uit Nederland als ze op bezoek komen. "En de kaas natuurlijk", grijnst hij.
Schoon, drinkbaar water is in de afgelegen dorpjes een zeldzaamheid op Bali. Aad: "Officieel moet je het water hier twee keer koken, dan zou het bacterievrij moeten zijn. Maar ja, daar heb je wel gas voor nodig en anders moet je hout sprokkelen voor een vuurtje. En als je oud bent of ziek en je moet een heel eind lopen om hout te vinden, wat doe je dan? Dan drink je het water zo. Met alle gevolgen van dien."
Door filters uit te delen aan de armste mensen, zorgen Aad en Jacqueline ervoor dat ze hun hele leven lang drinkwater hebben. Het is een klein gebaar, maar voor de Balinezen een wereld van verschil.
Het systeem is heel eenvoudig. Twee emmers die op elkaar worden bevestigd, een plastic kraantje en een filter, dat is alles wat er nodig is. "In de bovenste emmer gaat 25 vuil water", legt Aad uit. "Door het filter komt het water schoon in de onderste emmer terecht, waar het meteen klaar is voor consumptie."
In het dorpje Gambuh werken ze inmiddels met de waterfilters, en dat is volgens het dorpshoofd een verademing. "Vroeger moesten we een kilometer lopen voor water. Ook dronken sommige mensen het rechtstreeks uit de jungle. De besmettelijke infectieziekte difterie lag op de loer. Nu hoeven we het water niet meer te koken", vertelt hij stralend.
De dorpelingen begroeten het stel met een grote glimlach. Hier vind je geen luxe, maar huisjes die meer weg hebben van een kippenhok. Een plastic doek dient als voordeur, de keuken is niet meer dan een grote pan op een houtgestookt vuurtje. Slapen doen ze op een matrasje op de grond.
Terug naar Nederland, daar denkt het stel niet aan. Het geliefde Bali is in hun harten verankerd. "Hier zeggen ze tenminste goedemorgen tegen je. De mensen zijn vriendelijker en toleranter. Ik ben één keer voor een korte periode teruggekeerd", vertelt Aad. "Nou, ik had Schiphol nog niet verlaten of ik had de eerste middelvinger al te pakken. Toen was ik het liefst meteen weer omgedraaid."