Soldaten trots uit de strijd bij Hedel, maar met bittere bijsmaak
De streek boven Den Bosch was toneel van zware gevechten. Sinds D-day in Normandië heeft de Prinses Irene Brigade niet zulke zware verliezen geleden. Aan Nederlandse kant vallen twaalf doden en meer dan dertig gewonden. De slachtoffers zijn voornamelijk jonge mannen, die nog niet eerder aan het front vochten.
Overmacht
“Daar heb ik alleen maar lof en waardering voor. De jongens die hun leven hebben gegeven, mogen nooit vergeten worden,” zegt Johan van Doorn, militair historicus. De Duitsers lijden de grootste verliezen: zeker zeventig Duitsers sneuvelen en nog veel meer militairen raken gewond.
In het gebied zitten ongeveer duizend Duitse militairen. De paar honderd Nederlanders en Britten moeten het dus tegen een flinke overmacht opnemen. Bovendien krijgt de vijand ook nog eens versterking uit Amsterdam. Onder de Duitse doden bevinden zich veel matrozen van de Kriegsmarine.
SS
In de achterhoede krijgen de Duitsers ook nog eens hulp van tientallen mannen van de Waffen SS Landstorm Nederland. Landgenoten in vreemde krijgsdienst. Die deden voornamelijk dienst als gids.
Bij de terugkeer op de kazernes in Brabant krijgen de officieren alle lof toegezwaaid door hun Britse generaal. Naar de buitenwereld toe is vooral de trots zichtbaar. Die krijgt vorm in het nieuwe korpsvaandel met opschrift: 'Hedel 1945'.
Een militair van de brigade ontvangt de hoogste onderscheiding, de Militaire Willems Orde. Het is kapitein Willem de Roos (1906-1986) Maar onder de mannen ontstaat ook frustratie over het hoe en waarom van de operatie.
'Alleen maar lijken'
Pas lang na de oorlog verschijnt een boek over de strijd bij Hedel. Bosschenaar Luc van Gent (1925-2013) was zelf ooggetuige en probeerde uit te zoeken hoe het zat. Tevergeefs. “Wie op het idee gekomen is om in de laatste dagen voor het einde van de oorlog alsnog een aanval op de Bommelerwaard te gaan ondernemen, zal nooit achterhaald kunnen worden (..)”, schrijft hij.
Van Gent suggereert in het boek dat de aanval mogelijk een Nederlands initiatief was. Uit bezet gebied komen in april 1945 noodsignalen. Officieren van de Prinses Irene Brigade willen militair ingrijpen om te voorkomen dat er ‘alleen nog maar lijken worden bevrijd’.
En dan was er ook nog de brief van 6 april 1945, geschreven door Prins Bernhard. De prins is op dat moment het hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten (het voormalige verzet dat ‘gefuseerd’ is). Zijn hoofdkwartier is bij Ulvenhout, op landgoed Anneville. De brief van de prins belandt op de mat van een Britse commandant. Strekking: we hebben een brigade die graag het land wil bevrijden, maar niks te doen heeft.
Onbegrijpelijk
Bood Bernhard destijds de Britten de Prinses Irene Brigade aan? Militair historicus Johan van Doorn vermoedt dat de Nederlanders een actievere rol wilden tijdens de bevrijding. Bewijs is er niet. Van Doorn noemt Operatie Orange onverantwoord. “Een aanval op dit moment van de oorlog? Met zo weinig manschappen, zonder versterkingen en zonder voldoende artilleriesteun. Onbegrijpelijk. Het had geen enkel militair doel”.
In de laatste dagen van april 1945 wordt duidelijk dat ‘grotere belangen’ speelden aan het einde van de oorlog. Achter de schermen is onderhandeld door vriend en vijand. De wapens moeten zwijgen om voedselhulp door te laten.
Het grootste deel van Noord-Brabant is in de herfst van 1944 bevrijd. Behalve Het Land van Heusden en Altena. Dat kreeg pas in mei 1945 de vrijheid terug. Dagelijks lees je in deze serie over de gebeurtenissen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in Europa.